badden; bovendien moest hij ook, om zijne eigene waardigbeid
op te houden, zorgen dat zijne eigene graanscburen beter ge-
vuld waren dan die van zijne burén; en zoo kwam bet dat
de rijst die bij tot den Wedono bracbt die over het district
was gesteld, doorgaans äanzienlijk minder was, dan zij beboorde
te zijn. Maar ook al de Wedono’s badden voor zieh zelven te
zorgen; want zij waren allen met schulden overladen, en het
was zoo gemakkelijk een weinig van de gouvernementsrijst
te nemen : er zou toeb altijd genoeg voor den Radja overblijven.
En de Goesti’s of prinsen, die de rijst van de Wedono’s over-
namen, badden evenzeer voor zieh zelven te zorgen, en zoo
gebeurde het dat als de oogst geheel binnengehaald en de
schatting betaald was, haar bedrag elk volgend jaar geringer
werd bevonden dan het vorige. Ziekte in bet ééne district, en
koortsen in bet andere, en mislukking van den oogst in een
derde, werden natuurlijk als oorzaken van de verminderende
opbrengst opgegeven; maar als de Radja ging jagen aan den
voet van den grooten berg, of een der Goesti’s bezocht aan
den anderen kant van bet eiland, zag hij overal de dorpen
wemelende van menschen, die allen wélgevoed en tevreden
schenen. Ook merkte hij op dat de krissen zijner boofden en
ambtenaren steeds fraaier en fraaier werden, en dat de ge-
resten van geel liout verwisseld werden met ivoren en de ivoren
met gouden, die vaak zelfs van diamanten en robijnen von-
kelden; en zoo bleef-het hem niet verborgen, welken weg de
rijstschatting opging. Doch daar hij het niet bewijzen kon, hield
hij zieh stil en besloot bij zieh zelven naar een middel te
zoeken om met het cijfer der bevolking bekend te worden,
opdat hem niet meer rijst zou worden onthouden dan billijk
en redelijk was.
Maar de moeilijkheid was, hoe tot die kennis te geräken.
Bezwaarlijk toch kon hij zelf ieder dorp en ieder huis binnen-
gaan en in persoon zijn onderdanen teilen; en indien hij de
volkstelling aan de gewone beambten opdroeg, zouden zij
dadelijk de strekking begrijpen, en er was geen twijfel ofhet
bevolkingscijfer zou in juiste overeenstemming zijn met de
hoeveelheid rijst die hij het vorige jaar had ontvangen. Het
was daarom duidelijk dat, zoo hij zijn doel bereiken zou,
niemand moest vermoeden waarom de volkstelling plaats had,
en dat, om hiervan zeker te zijn, men zelfs in het geheel niet
moest weten dat eene volkstelling beoogd werd. Dit was een
uiterst moeilijk vraagstuk, waarover de Radja nadacht en
nadacht, zoo ernstig als men maar vooronderstellen mag dat
een Maleische radja nadenlcen kan, zonder het te kunnen op-
lossen; hij gevoelde zieh das zeer ongelukkig, en deed niets
dan rooken en betel kauwen met zijne nieest begunstigde vrouw;
en hij kon bijna niets eten, en zelfs als hij een hanengevecht
ging bijwonen, scheen het hem onverschillig of zijne beste
kampioenen verloren of wonnen. Dagen achtereen bleef hij in
dien droevigen toestand, en het gansche hof was bevreesd dat
de Radja door een boos oog betooverd was, waarom een ongeluk-
kige Iersche kapitein, die gekomen was om eene lading rijst
in te nemen en vreeselijk scheel zag, te nauwer nood aan het ge-
vaar van gekrist te worden ontkwam. Hij kreeg echter, na in de
tegenwoordigbeid van den vorst gebracht te zijn, genadig be-
vel om zieh aan boord te begeven en zieh zoo lang het schip
in de haven bleef, niet aau wal te vertoonen.
Op zekeren morgen evenwel, nadat deze onverklaarbare zwaar-
moedigheid . eene week had geduurd, greep eene gelukkige
verandering plaats; want de Radja gaf bevel oln alle hoofden
en priesters en prinsen die zieh in zijne hoofdstad Mataram
bevonden, bijeen te roepen; en toen zij verzameld waren, in
ängstige verwachting van de dingen die komen zouden, sprak
hij hen aldus äan:
“Gedurende vele dagen is mijn hart treurig geweest en ik
wist niet waarom; maar nu is alle zorg en leed van mij ge