CELEBES.
onderzoekers houden dit merkwaardige dier voor een klein rund,
doch door het karakter der horens, het fijne haar van den
pels en den afhangenden kossem schijnt het sterk tot de an-
tilopen te naderen.
Nadat wij onze bestemming bereikt hadrlen, bouwden wij
eene hut en maakten wij ons gereed ora eenige dagen te ver-
toeven, ik om Maleo’s te schieten en te prepareeren, en de
heer Goldman en de Majoor om jacht te maken op wilde var-
kens, babi-roesa’s en sapi-oetan’s. De plaats in quaestie Is gelegen
aan de groote baai tusschen de eilanden Lembeh en Bangka,
en bestaat uit een steil strand, meer dan een paal in lengte,
bedekt met dik los en grof zwart vulcanisch zand of kiezel,
zeer vermoeiend om op te gaan. Het is aan beide einden be-
grensd door eene kleine rivier, aan welker andere zijde de
grond tot heuvels oprijst; en het bosch achter het strand is
zelf tamelijk vlak en achterlijk in groei. Yermoedelijk keb-
ben wij hier te doen met een ouden lavastroom uit den
vulcaan Klabat, die zieh door een vallei een weg naar zee
heeft gebaand, en uit welks ontbinding bet losse zwarte zand
is ontstaan. Tot bevestiging dezer meening kan worden aan-
gevoerd, dat aan de overzijde der beide kleine rivieren de
oevers uit wit zand bestaan.
Het is in dit losse heete zwarte zand dat die zonderlinge
vogels, de Maleo’s, hunne eieren leggen. In de maanden Au-
gustus en September, als er weinig of geen regen valt, komen
zij in paren uit het binnenland af naar deze en 6en of twee
andere geliefkoosde plekken, en krabben, juist boven hoog-
water-peil, holen van drie of vier voet diepte, in welke het
wijfje een enkel groot ei legt, dat zij omtrent ter hoogte van
een voet met zand bedekt, waarop zij naar het bosch terug-
keert. Na verloop van tien of twaalf dagen keert zij terug naar
dezefde plaats om een tweede ei te leggen, en men meent
dat ieder wijfje op deze wijze jaarlijks 6 tot 8 eieren legt.
DE KESIDENTIE MENADO. 453
Het mannetje belpt bet wijfje in het maken van het hol en
gaat en komt met haar. Het voorkomen van den vogel, als bij
over het strand wandelt, is zeer fraai. Het glanzig zwart en
naar bet rose hellend wit van zijn gevederte, de gehelmde
kop en de staart die even als bij het gewone hoen is omhoog
gericht, geven hem iets indrukwekkends, dat door zijn stati-■
gen en tamelijk rüstigen gang nog verhoogd wordt. Er is
bij na geen onderscheid tusschen de seksen, behalve dat bij het
mannetje de heim of kuif aan het achterhoofd en de verheven-
heden aan de neusgaten iets grooter zijn, en de fraaie naar rood
zweemende zalmkleur iets sterker is; doch het verschil is zoo
gering dat het veelal niet mogelijk is zonder ontleding een
mannetje met zekerheid van een wijfje te onderscheiden. Zij
loopen snel, maar wanneer zij door een schot of iets anders
plotseling gestoord worden, zoeken zij met een zware, geraas-
makende vlucht een schuilplaats op een naburigen boom, waar
zij zieh op een lagen tak nederzetten; waarschijnlijk daarin de
wijze volgende waarop zij ook des nachts rüsten. Onderschei-
dene vogels leggen in hetzelfde gat; want dikwijls vindt men
wel een dozijn eieren bij een, en deze zijn zoo groot dat het
lichaam van den vogel terzelfder tijd niet meer dan een ge-
heel ontwikkeld ei kan bevatten. In al de wijfjes die ik
schoot was geen der eieren behalve dat ¿¿ne grooter dan een
erw't, en van deze waren er niet meer dan acht of negen,
waarschijnlijk het grootste getal dat dezelfde vogel in ein sei-
zoen leggen kan.
Jaarlijks komen de inboorlingen van 50 palen in den om-
trek om deze eieren in te zamelen, die voor eene groote lekkernij
worden gehouden en werkelijk als zij versch zijn zeer aangenaam
smaken. Zij zijn krachtiger en fijner van smaak dan kippeneieren,
en ¿en enkel vult een gewonen theekop geheel en le-
vert met wat brood of rijst een uitstekend maal op. De kleur
van de schaal is meestal zacht steenrood, zeer zelden zuiver