keerd, en ket overige ~ wordt onder de bevolking verdeeld.
Dit stelsel levert zeer voldoende uitkomsten op, en sckijnt mij
toe voor den tegenwoordigen toestand der bevolking beter te
passen dan vrije handel. Er zijn ook uitgestrekte rijstvelden,
en men zeide mij dat dit kleine dorp, van niet meer dan
zeventig huizen, jaarlijks voor ongeveer / 12000 rijst aan den
handel kon leveren.
Ik betrok een klein huis aan bet uiterste einde van het
dorp gelegen, schier bangende over de steile helling die af-
waafts naar de rivier voert, en met een prächtig gezicht uit
de verandah. De thermometer stond des morgens op 62° en
klom nooit hooger dan 80°, zoodat wij met de dünne kleeding
die men in de tropische vlakten draagt, het altijd koel en
somtijds zelfs koud hadden, en de waterstraal die mij mijn
dagelijksch bad verschafte, een ijsachtig gevoel had. Ofschoon
ik te midden dezer schoone bergen en wouden veel genoot,
was ik ten opzichte mijner verzamelingen eenigszins teleurge-
steld. Er was nauwelijks eenig merkbaar onderscheid tusschen
het dierlijk leven in deze gematigde zone, en dat in de
gloeiende vlakten omlaag, en voor zoover er verschil bestand,
was dit in de meeste opzichten in mijn nadeel. lets
bijzonders scheen volstrekt niet aan deze bodemhoogte eigen
te zijn: vogels en viervoetige dieren waren schaarscher, maar
geheel van dezelfde soorten. Ten opzichte der insecten was
er echter wat meer verschil. De aardige torren van de familie der
Cleridae, die hoofdzakelijk op schors en vermolmd hout azen,
waren hier fraaier dan ik ze elders ooit gezien heb. De
schoone boktorren (Longicornia) waren zeldzamer dan ge-
woonlijk, en de weinige vlinders waren allen van soorten aan
de keerkringslanden eigen. Een van deze, de Papilio Blnmei (8),
waarvan ik slechts enkele exemplaren kon mächtig worden,
behoort tot. de prächtigste die mij ooit zijn voorgekomen. Zijne
kleur is groen en goud, en hij prijkt met hemelsblauwe lepelvormige
staarten. Dikwijls zag ik er, als de zon scheen, in den
omtrek van het dorp rondvliegen, maar doorgaans in zeer ge-
havenden toestand. Trouwens gedurende al den tijd van mijn
verblijf te ßoeroekan werd ik door regens en bewölkte luchten
gedwarsboomd.
Zelfs in den plantengroei is er zeer weinig dat deze hooggelegen
gewesten onderscheidt. De boomen zijn meer met korst-
en bladmossen begroeid, en de varens, vooral de boomvarens,
zijn schooner en weliger dan ik gewoon was ze op de läge
gronden te zien; twee verschijnselen die vermoedelijk aan de
hier steeds heerschende vochtigheid zijn toe te schrijven. Een
smakelooze soort van framboos, die hier overvloedig is, en blauwe
^en gele saamgesteld-bloemigen geven eenigermate aan deze streek
het voorkomen der gematigde zone; en kleine varens en orchi-
deeSn, nevens dwergachtige begonia’s op de rotsen, toonen zelfs
. eenige toenadering tot een sub-Alpijnsche Flora. Echter is het
woud in hoogen graad weelderig. Schoone palmen, pandanen
en boomvarens nemen er eene ruime plaats in, en de woud-
boomen zijn geheel behängen met orchideeen, bromelien, aroi-
deeen, lycopodiums en mossen. Ook de gewone varens zonder
stam zijn overvloedig en spreiden de grootste verscheidenheid
ten toon. Sommige hebben reusachtige bladeren van tien tot
twaalf voet lengte, terwijl andere nauw een duim hoog zijn.
Hier vindt men soorten met onverdeelde, massieve bladeren,
ginds andere wier fijnverdeeld loof sierlijk wuift en aan de
boschpaden groote bekoorlijkheid bijzet. De kokospalm brengt
op deze hoogte nog overvloedig vruchten voort, maar men zegt
dat zij arm aan olie zijn. Oranje-boomen gedijen hier beter dan
in de vlakte en leveren een overvloed van heerlijke vruchten
op, maar de pompelmoes (Citrus decumana) vereischt de volle
£ kracht der tropische zon, en wil zelfs in het duizend voet lager
gelegen Tondano niet voortkomen. Op de hellingen der heu-
veleu wordt op vrij groote schaal rijst geteeld en goed tot rijp