H , Hz. 967). ’t Is natuurlijk even onmogelijk te bepalen of dit ook de
in den tekst bedoelde soort is, als of de een weinig verder genoemde
wilde wijnstok al of niet identisch is met de Vitis Indica,, die op Java
in de bergstreken groeit en waarvan de rijpe vruchten gegeten worden
(Miquel, I 2, blz. 609). De Gloriosa superba, thans doorgaans Methonica
superba, die in Europa als sierplant in hooge achting staat, komt op
Java in'de lagere en kust-streken voor, maar was ook, naar het schijnt,
tôt dusver niet als tôt de Plora van Timor behoorende bekend (Miquel,
n i , blz. 550). Yreemd is het dat Wallace in zijn schets der vegetatie
van Timor de Casuarinen niet noemt, terwijl Temminck, “Coup d’oeil”,
III , p. 173, het volgende schrijffc: “Dans les plaines croissent beaucoup
de Casuarinas ; l’aspect flétri qui est propre à leurs tiges élancées et la
pale verdure de leur triste couronne, rappellent à la pensée les rivages
brumeux de l’Australie, et donnent une idée de la chétive croissance,
échue en partage à l’île de Timor.”
(16) Men kent wel is waar andere soorten van Sanlalum op de Sand-
wichs-eilanden (S . Freycinetianum, S. Paniculatum) en misschien in
Hindostán (S. Myrbifolium,, als deze soort werkelijk van die van Timor
verschilt); maar Timor brengt, voor zoover bekend is, slechts ééne soort
voort, Sanlalum album of Santalum verum , waarvan het oude hout het
g ele, het jongere het w i t t e sandelhout van den handel (Lignum san-
tali citrinum en album) oplevert. Zie Miquel, “Plora v. N. I.” , I 1,
blz. 776.
V E E R T I E ND E HOOFDSTUK.
NATUURLIJKE HISTORIE DER CROEP VAN TIMORIndien
wij een blik werpen op de kaart van Insulinde,
komt niets ons minder waarschijnlijk voor, dan dat de onderling
zoo nauw verbonden keten van eilanden van Java tot Timor
eenig belangrijk verschil in natuurlijke voortbrengselen zou
vertoonen. Er zijn wel is waar eenige verscheidenheden van kli-
maat en physische gesteldheid des lands op te merken; maar
deze stemmen in geenen deele overeen met de verdeeling die
de beoefenaar der natuurlijke historie genoodzaakt is te ma-
ken. Tusschen de beide uiteinden van de keten is er een groot
contrast van klimaat, daar het westelijk deel buitengemeen
vochtig is en slechts een kort en onregelmatig droog seizoen
heeft, terwijl het oostelijk deel droog en verzengd is, en slechts
een kort nat jaargetijde kent. Maar de grenslijn van dit verschil
ligt omstreeks het midden van Java, van welk eiland de
oostelijke helft even sterk geteekende jaargetijden heeft als
Lombok en Timor. Er is ook een verschil in physische gesteldheid
des lands op te merken; maar dit openbaart zieh
eerst nabij het oostelijk uiteinde van de keten, waar de vul-
23*