verre van af dat alle Darwinisme noodzakelijk ook materialisme wezen zou.
Ofschoon naar die leer de mensch het product is eener lange ontwikkeling
in de schepping, is daarmede zijn grootsche aanleg en zijn hoogere be-
stemming niet ontkend. Wallace beschouwt hem als den iaatsten scbakel
in de lange keten, het einddoel en de kroon van den ganschen vooraf-
gaanden ontwikkelingsgang, en daarmede laat zieh, zoo het schijnt, vol-
komen de voorstelling vereenigen, dat hij, door het zelfsbewustzijn dat den
hoogeren trap zijner ontwikkeling kenmerkt, boven de vergankelijkheid ver-
heven, hesteind is om in eene andere sfeer de vruchten te oogsten van
wat hij hier heeft gezaaid.
Yoor mijzelven moet ik er voor uitkomen dat ik evenmin een bestrijder
als een aanhanger van de leer van Darwin ben. Ik kan niet blind zijn voor
de vele verschijnselen die voor haar pleiten; ik hen evenmin ongevoelig
voor de groote bezwaren die haar in den weg staan. In elk geval, de man
van wetenschap mag het Darwinisme niet veroordeelen zonder het te kennen
, zonder de gronden te onderzoeken waarop het rust. Het hoeft aan de
studie der zoölogie reeds een mächtige impulsie gegeven, en zelfs indien
het ten slotte blijken mocht eene afdwaling van den rechten weg te zijn,
zal het veel hebben bijgedragen om dien rechten weg beter te leeren kennen.
Ik heb tegenover alles wat dit punt betreft in mijne bewerking van
Wallace’s reisverhaal de striktste onpartijdigheid betracht. In mijne aantee-
keningen zal men noch aanbeveling, noch bestrijding van het Darwinisme
vinden. Ik acht mij tot beide onbevoegd en sta op het standpunt van hem
die alvorens een oordeel uit te spreken, gaame meer en veelzijdig licht
te ontvangen wenscht; en wanneer ik , in verband met de uit Darwins leer
gemaakte gevolgtrekkingen, mij soms pijnlijk door die theorie voel aange-
daan, troost ik mij met'de gedachte , dat Darwin zelf, in zijn Naturalists
voyage round ihe world, en evenzoo ook Wallace hier en daarin dit werk,
eene belangstelling betoonen in den arbeid der zendelingen en in de be-
vordering van christelijke beschaving, die mij noopt om aan te nemen dat
zij zelven het geloof aan de hoogere bestemming van den mensch met
hunne leer vereenigbaar achten.
De verschillende oordeelveUlhgen waartoe, uit de beide vermelde oog-
punten, het werk van Wallace aanleiding kan geven, hebben mij, zoo min
als den uitgever, doen wankelen in de meening, dat door de uitgave eener
Nederlandsche bewerking van dit in zoovele opzichten voortreffelijke boek
aan het heschaafd publiek van Nederland eene wezenlijke dienst zou be-
wezen worden, en dat zij nut zou kunnen stichten door op menige belang-
rijke zijde van ons schoone rijk van Insulinde te wijzen waarvoor in den
strijd van belangen en hartstochten de oogen te veel gesloten worden. De
lezing van het oorspronkelijke zal voor elk die met de Engelsche terminologie
op het gebied van aard-, plant- en dierkunde, gelijk ook met die
der zeevaart niet voldoende vertrouwd is, al kent hij ook de taal genoeg-
zaam om met gemak een roman te lezen, belangrijke moeilijkheid blijven
opleveren, en slechts door eene met zorg bewerkte vertaling kan dit werk
bij ons de algemeene bekendheid en waardeering verwerven waarop het
aanspraak heeft. In die vertaling heb ik mij beijverd, den zin van den
Engelschen tekst in goed Nederlandsch uit te drukken, zonder mij angst-
vallig aan de woorden van het oorspronkelijke te binden, en door enkele
kleine en onschuldige veranderingen uitdrukkingen te wijzigen die op störende
manier den vreemden oorsprong zouden verraden. Maar het plan
mijner bewerking ging verder. Ik wilde, zoo mogelijk, bij den lezer geene
enkele dwaling ten aanzien van ons Insulinde doen post vatten, die het
mij mogelijk zou zijn te voorkomen; en ik wenschte hem al die inlichtin-
gen te verschaffen, waardoor hij het boek ten volle verstaan en genieten
kan. Vanhier mijne vrij talrijke aanteekeningen. Waar verwezen wordt naar
geschriften die in Engeland algemeen bekend, maar in Nederland schaarsch
te vinden zijn, wilde ik door aanteekeningen van bibliographischen aard
den weg tot die geschriften wijzen ; waar wetenschappelijke namen gebruikt
worden, die, door Engelsche natuuronderzoekers ingevoerd of aangenomen,
maar op het vasteland niet in algemeen gebruik, en daarom moeilijk te
huis te brengen zijn, wilde ik door de vermelding der bij ons meer be-
kende synoniemen het gemakkelijk gebruik van het werk bevorderen; waar
gezinspeeld wordt op wetenschappelijke theoriën of ontdekkingen, die, van
Engelsche onderzoekers afkomstig, tot ons publiek weinig of niet zijn door-
gedrougen, wilde ik den lezer zooveel mogelijk met weinige woorden daar-
van op de hoogte brengen ; waar de schrijver opzettelijk wat vaag en on-
bepaald spreekt, om zijne Engelsche lezers niet te zeer lästig te vallen
met namen en détails omtrent hun onbekende localiteiten en personen,
vond ik het dikwijls wenschelijk voor den Nederlandschen lezer, die na-
tuurlijk op dit terrein meer te huis is, het een en ander te preciseeren.
Maar ook bepaalde terechtwijzing bleek mij het werk, en wel niet enkel