414 CELEBES. •
Plotseling rijzen op die basaltrots de kalksteen-hellingen om-
hoog; en wanneer men längs de hobbelige steenen treden van
bet pad ter^zijde van den waterval opstijgt, stapt men twee-
of driemalen van de eene rotssoort op de andere - over. De
kalksteen is droog en ruw en door de waterloopen en regens
uitgegroefd tot scherpe ruggen en celachtige gaten; het basalt
is vochtig, effen, en glad en glibberig getreden door de bloote
voeten van ontelbare voetgangers. De oplosbaarheid van den
kalksteen door bet regenwater is duidelijk te zien aan de
kleine blokken en pieken die, waar men het gebergte nadert,
in menigte door den bodem der alluviale vlakten uitsteken.
Zij zijn allen kegelvormig, breeder in bet midden dan aan het
ondereinde, en hebben de grootste middellijn op bet boogste
punt tot waar in den natten moeson bet land onder water
Staat, terwijl vandaar tot op den grond de diameter regelma-
tig kleiner wordt. Vele van deze pieken bellen aanmerkelijk
over en sommige der dünnere zuilen scbijnen slechts op eene
spits te rüsten. Waar de rots minder vast is, wordt zij door
de regens van opvolgende jaren op zonderlinge wijze met gaten
doorboord, en ik heb massa’s gezien die op een netwerk
van steen geleken, waar men in alle richtingen bet licht kon
zien doorschijnen. Van deze bergen tot aan de zee strekt zieh
eene volkomen platte alluviale vlakte uit, zonder eenig tee-
ken waaruit men kan opmaken dat zieh op eene aanmerke-
lijke diepte daar beneden water verzamelt. Desniettemin heeft
het bestuur te Makasser veel geld verspild aan het boren van
een put tot eene diepte van duizend voet, in de boop van een
toevoer van water te krijgen, gelijk die aan de waterbekkens
van Londen en Parijs door de Artesische putten wordt ver-
sebaft. Het is zeker niet te verwonderen dat deze poging mis-
lukte.
Naar mijne but in bet bosch teruggekeerd, zette ik mijne
dagelijksche jacht op vogels en inseeten voort. Het weder
werd nu echter, vreeselijk droog en beet, zoodat elke droppel
water uit de poelen en rotsholten verdween, en daarmede te-
vens de zieh daarbij ophoudende inseeten. Slechts ¿¿ne groep
scheen ongevoelig voor de overmatige droogte: de vliegen (Di-
ptera of tweevleugeligen) bleven overvloedig als altijd f en daar
ik düs gedurende een week of twee verplieht was mijne aan-
daebt op deze orde te coneentreeren, vermeerderde ik mijne verza-
meling daarvan tot ongeveer tweehonderd soorten. Tevens gelukte
het mij nog enkele nieuwe vogels mächtig te worden, waar-
onder twee of drie kleine bavikkeu en valken, een fraaie bor-
steltongige parkiet, Trichoglossus ornatus (■»), en een zeldzame
zwarte en witte kraai, Corvus advena.
Ten laatsie kwam, omstreeks het midden van October, na
ondersekeifline sombere dagen, een stortvloed van regen ne-
dervallen, wat zieh nagenoeg elken namiddag herhaalde, ten
bewijze dat bet eerste tijdperk van den natten moeson bad
aangevangen. Ik hoopte nu een goeden oogst van inseeten mächtig
te worden en in sommige opziebten werd ik niet te leur
gesteld. Torren werden veel talrijker, en onder eene dikke
laag bladeren die zieh op eenige rotsen ter zij de van een
woudstroom bad opgehoopt, vond ik een overvloed van Cara-
bidae (loopkevers), eene familie die over bet algemeen in de
keerkringslanden schaarsch is. D e kapellen daarentegen veidwe-
nen. Twee van mijne bedienden werden door koorts, buikloop
en gezwollen voeten aangetast, juist op bet oogenblik waarop
mij de derde verlaten had, en eenige dagen lang lagen zij
beide in mijn buis te stenen. Nauwelijks waren zij een weinig
beter, toen ik zelf werd aangetast, en daar mijn voorraad bijna
verteerd was en alles van de vochtigheid doortrokken raakte,
werd ik genoodzaakt mij tot den terugkeer naar Makasser ge-
reed te maken; te meer daar de sterke westewinden denover-
tocht in een kleine open boot welkaast onaangenaam, zoo niet
gevaarlijk, dreigden te maken.