ren dikwijls eene lengte van aebt tot tien voet. Het is moeilijk
te begrijpen wat het nnt kan zijn van deze zonderlinge op
horens gelijkende tanden. Oudere schrijvers hebben de gissing
geopperd, dat zij het dier als haken dienen, waarmede het
zijn kop op een tak kan doen rüsten. Maar de omstandigheid
dat zij juist op de hoogte van de oogen vaneen wijken en
Schedel van een babi-roesa.
over deze heen groeien, heeft de meer waarschijnlijke meening
doen ontstaan, dat zij dienen moeten om deze Organen voor
doorns en stekels te bewaren, terwijl het dier in de in66n-
gegroeide boschjes van rotans en andere doornige planten op
afgevallen vruchten aast. Maar ook dit voldoet niet, daar het
wijfje, hoewel zij haar voedsel op dezelfde wijze zoeken moet,
ze toch niet bezit. Ik zou eerder geneigd zijn te gelooven, dat
deze slagtanden wel eenmaal nuttig waren, maar toen ook even
sterk afsleten als zij groeiden, doch dat zij door veranderde
levensvoorwaarden overtollig zijn geworden, en zieh nu ont-
wikkelen tot een monsterachtige grootte, evenals de snijtanden
van een bever of konijn- steeds zullen doorgroeien, als ze
niet door de tegenovergestelde tanden worden afgeslepen. Bij
oude dieren krijgen zij een verbazende grootte, maar zijn zij
veelal afgebroken, als waren zij verminkt in een gevecht.
Hier hebben wij weder eene overeenkomst met het Africaan-
sche boschvärken ( ]7) , welks hoven-hoektanden naar buiten
groeien en omkrullen, zoodat zij een overgang vormen van de
gewone groeiwijze tot die bij de babi-roesa waargenomen. Doch
in andere opzichten schijnt er geene verwantschap tusschen deze
dieren te zijn, en de babi-roesa Staat geheel op zieh zelve,
zonder op de zwijnbn van eenig ander deel der wereld te ge-
lijken. Men vindt het dier op geheel Celebes,, op de Soela-eilan-
den, en ook op Boeroe, de eenige piek buiten de groep van
Celebes waar het nog voorkomt, en die ook in hare vogels
eenige verwantschap met de Soelä-eilanden toont, welk een
en ander misschien wij st op een nauwer betrekking tusschen
deze gewesten in eenig vroeger tijdvak dan thans bestaat.
De overige land-zoogdieren van Celebes zijn: vijf soorten van
eekhorens, die allen verschillen van de soorten van Java en
Borneo, en hier de uiterste oostelijke grens van het geslacht
in de keerkringslanden bereiken, en twee soorten van ooster-
sche opossums (euscus (18)), welke van die der Molukken verschillen
en de uiterste verbreiding van dit geslacht en van de
geheele orde der buideldieren naar het Westen aanduiden. Daar
dus drie van de grootste en belangwekkendste zoogdieren van
Celebes geene nauwe verwanten hebben onder de soorten der
omliggende landen, maar veeleer een zweem van betrekking
met het vasteland van Africa schijnen aan te duiden, blijkt
het dat ook ten aanzien dezer orde dit eiland niet minder op