Timoreezen.
Geach heeft het land in alle richtingen onderzocht, zonder
hunnen oorsprong te kunnen opsporen, zoodat zij van de verhrij-
zeling van oude koperhoudende lagen afkomstig sehijnen, en
wellicht niet overvloediger zijn dan goudklompen in AustraliS
en Californie. Een groote belooning werd aangeboden aan
iederen inboorling die een stuk vinden en de juiste plaats
waar het ontdekt was aanwijzen zou; maar zonder eenige
vrucht ( ,0).
De bergbewoners van Timor zijn een volk van Papoeaseh
type, met eenigszins slanke vormen, rnig gekroesd haar en
eene zwartachtig brnine buidkleur. Zij hebben den langen neus
met neerhangende punt die zoozeer de Papoea’s kenmerkt
en onder de volken van Maleischen oorsprong zoo gebeel on-
bekend is. Längs de kusten is de bevolking sterk met som-
mige Maleiscbe rassen en misschien met Hindoes, stellig met
Portugeezen, gemengd. Hare gestalte is daar over bet alge-
meen korter, het haar golvend in plaats van gekroesd, en de
gelaatstrekken minder diep gegroefd. De huizen zijn aan bet
Strand op den grond gebouwd, terwijl de bergbewoners de
hunne drie of vier voet boog op palen plaatsen. Het gewone klee-
dingstuk is een lange lap doek rondom de middel gewonden
en tot de knie afbangende, zooals blijkt uit nevenstaande,
naar eene pbotograpbie gevolgde plaat ("). Beide mannen
daarop voorgesteld dragen het nationale regenscherm, gemaakt
uit de geheele waaiervormige bladschijf van een palm, waar-
van ieder afzonderlijk blaadje, om splijting te voorkomen,
zorgvuldig op de vouw is gestikt. Gedurende een regenbui
wordt die bladschijf opengeslagen en in hellenden stand, over
hoofd en rüg gehouden. De kleine wateremmer is gemaakt
van een geheele, ongespleten bladschijf van denzelfden palm,
en de overdekte bamboe bevat waarschijnlijk honig ten ver-
koop. Gewoonlijk dragen zij ook een zonderlinge soort van
zak of tasch, bestaande uit een vierkant stuk grof geweven
22*