Z E V E N T I E N D E HOOFDSTUK.
CELEBES.
D e r e s i d e n t i e M e n a d o .
(Juni tot September, 1859.)
Het was na mijn verblijf te Koepang op Timor dat ik het
noord-oostelijk deel van Celebes bezocht, terwijl ik op de reis
derwaarts de eilanden Banda, Amboina en Ternate had aan-
gedaan. Ik bereikte Menado den 10^n Juni 1859, en werder
zeer vriendelijk ontvangen door den heer Tower, een Engelseh -
man, maar die een reeks van jaren te Menado gewoond had,
waar hij in allerlei handel drijft. Hij bracht mp in kennis
met den heer L. van Duivenbode- (met wiens vader ik te
Ternate bevriend was geworden), in wien ik een groot minnaar
der natuurlijke historie vond, en met den heer Neys, een in-
boorling van Menado, maar die zijne opvoeding te Calcutta
ontving, zoodat de Hollandsche, Engelsche en Maleische talen
hem even gemeenzaam zijn. Al deze heeren betoonden mij de
grootste vriendelijkheid, vergezelden mij op mijne eerste wan-
delingen in de omstreken, en stonden mij bij met alle mid-
delen onder hnn bereik. Ik bracht een week op de aangenaamste
wijze in de stad door, terwijl ik onderzoekingen en
verkenningen deed om eene goede sfandplaats voor een ver-
zamclaar te vinden, wat mij zeer werd bemoeilijkt door den
uitgestrekten aanbouw van koffie en kakao, ten behoeve
waarvan de bosschen mijlen ver in den omtrek der stad, maar
ook over uitgestrekte districten ver in het binnenland, geheel
waren opgeruimd.
De kleine stad Menado is een der liefste plaatsjes van het
Oosten. Zij heeft het voorkomen van een grooten tuin, met
lange rijen landelijke villa’s, door breede paden gescheiden,
en straten vormende die elkander doorgaans onder rechte
hoeken snijden. Yan hier vertakken zieh goede wegen in ver-
schillende richtingen naar het binnenland, omzoomd door
reeksei? van aardige landhuizen, nette tuinen, bloeiende plant-
soenen, afgewisseld door wildernissen van vruchtboomen. Naar
het Westen en Zniden is het land bergachtig, met groepen
van schoone vulcanische pieken, 6000 ä 7000 voet hoog, die
een grootschen en schilderachtigen achtergrond voor het land-
schap vormen.
De inboorlingen van de Minahasa (zooals dit gedeelte van
Celebes genoemd wordt) verschillen zeer van die van het
overige des eilands, en zelfs van alle andere bevolkingen in
den Archipel. Zij zijn licht bruin of geel van tint, dik-
wijls de blankheid van den Europeaan nabijkomende; kort
maar kloek en welgebouwd van gestalte; open en innemend
van gelaat, schoon bij klimmende jaren meer of min door
hooge jukbeenderen ontsierd; maar zij hebbenhet gewone lange,
sluike, gitzwarte haar der Maleische rassen. In sommige bin-
nenlandsche dorpen, waar men mag aannemen dat zieh het
ras het zuiverst bewaard heeft, onderscheiden zieh beide sek-
sen door een opmerkelijke schoonheid; terwijl in de nabij-
heid der kusten, waar de zuiverheid van het bloed door
de vermenging met andere rassen geleden heeft, zij meer het