en dus het wijfje van Memnon en het verwante van Androgeus,
door de nauwkeurige overeenkomst in vonn en kleur met dat
geslacht, eveneens aan vervolging ontsnappen. Twee andere
soorten van deze zelfde groep (Papilio Antiphus en Papilio
Polyphonies) worden zoo nauwkeurig nagebootst door twee
vrouwelijke vormen van Papilio Theseus (die tot dezelfde groep
als Memnon kan gerekend worden), dat de Nederlandsche
entomoloog de Haan geheel daardoor bedrogen werd, en al
die vlinders tot eene soort bracht (I0).
Maar het merkwaardigste feit met deze verscheidenheid in
de vormen der wijfjes verbonden, is, dat eene moeder tot den
66nen behoorende, ook aan kroost van den anderen het leven
geeft. Een Nederlandsch entomoloog voedde op Java een en-
kel broedsel van larven op, en verkreeg daaruit, bebalve man-
netjes, zoowel gestaarte als staartlooze wijfjes, en er is alle reden
om te gelooven, dat dit steeds het geval is, en dat geene
overgangsvormen ooit voorkomen. Om dit duidelijk te maken
willen wij ons voorstellen, dat een zwervende Engelschman op
een afgelegen eiland twee vrouwen heeft: de eene een rood-
kleurige en sluikharige Indiaansche, de andere een kroesha-
rige, roetkleurige Negerin; maar dat, welverre dat de kinderen
mulatten zijn met bruine of donkere tin ten, en de eigenaai-
digheden der beide ouders in verscbillende graden vertoo-
nende, al de jongens blank van buid en blauw van oogen
zijn als de vader, terwijl daarentegen de meisjes alien op
bare moeders gelijken. Dit zou zeker reeds vreemd genoeg
zijn, maar bet geval dezer vlinders is toch nog zonderlinger;
want iedere moeder is in Staat, niet alleen om mannelijk kroost
gelijk aan den vader en vrouwelijk gelijk aan baar zelve
voort te brengen, maar ook nog vrouwelijk kroost geheel van
haar zelve verschillend en volkomend gelijkend op bare mede-
dingster.
De andere soort van vlinders waarbij ik de aandacht te