Toen ik den 8sten November Palembang bereikte, werd ik ge-
huisvest door den Doctor, aan wien ik een brief van aanbeve-
ling had. Ik poogde vervolgens te weten te komen waar ik
eene goede gelegenheid zou vinden om te verzamelen. Ieder
verzekerde mp, dat ik een verren weg zou hebben af te leg-
gen, eer ik kans had drogen boschgrond te vinden, daar in
dezen tijd van het jaar het geheele land tot vele mijlen land-
waarts in overstroomd was. Ik moest derhalve eene week te
Palembang vertoeven, eer ik tot een bepaald plan voor mijne
volgende tochten kon geräken.
De stad is groot en strekt zieh drie of vier (Eng.) mijlen
ver längs een schoone bocht der rivier uit, die hier ongeveer
zoo breed is als de Theems voor Greenwich. De rivier wordt
echter aanmerkelijk versmald door de zieh tot in het water
verlengende, op palen gebouwde huizen, waarop dan nog eene
rij van woningen volgt die op groote vlotten van bamboe zijn
opgericht. Deze vlotten zijn met kabels van rotan aan het strand
of aan palen vastgemaakt en rijzen en dalen met het tij. De
rivier is aan beide zij den geheel met zulke huizen omzoomd.
Het zijn meerendeeis winkels, die open zijn naar de zijde van
het water en zieh niet meer dan ongeveer een voet daarboven verhelfen,
zoodat men, met een kleine boot ter markt gaande,
met weinig moeite alles kan koopen wat te Palembang te
krijgen is. De inlanders zijn echte Maleiers. Nooit bouwen zij
een huis op het droge, wanneer zij water kunnen vinden om
het in te zetten, en nooit gaan zij te voet ergens heen, wanneer
zij de plaats met eene boot kunnen bereiken. Een aan-
zienlijk deel der bevolking bestaat uit Chineezen en Arabieren,
die schier al den handel drijven; terwijl de civiele en mili-
taire dienaren van het Nederlandsche Gouvernement de eenige
Europeanen zijn. De stad ligt aan het boveneinde van de
delta door de rivier gevormd, en tusschen haar en de zee is
er nauwelijks eenige grond te vinden die boven het hoogwater
peil rijst, terwijl palen ver land waar ts in de oevers der hoofd-
rivier en van hare talrijke zijtakken drassig zijn en in het natte
jaargetijde tot op een aanmerkelijken afstand onder water staan.
Palembang is gebouwd op een piek hoogen grond van eenige
weinige palen uitgestrektheid, op den noordelijken oever der
rivier (*). Op eene plaats die ongeveer drie palen van de stad
verwijderd is, rijst de grond tot een kleinen heuvel, die door
de inboorlingen als heilig wordt beschouwd en beschaduwd
is door eenige fraaie boomen, bevolkt door eene kolonie van
half tarn geworden eekhoorntjes (s). Wanneer men hun eenige
broodkruimels of eene of andere vrucht voorhoudt, komen zij
snel längs den stam naar beneden, grissen het aangeboden
hapje uit uwe vingers weg, en zijn in een oogwenk weder
verdwenen. Zij dragen hunne staarten recht omhoog, en het
haar, dat grijs, geel en bruin geringd is, spreidt zieh gelijk-
matig straalswijze romdom hen uit en geeft hun een allerliefst
voorkomen. Zij bewegen zieh eenigermate op de wijze van mui-
zen, en gaan voort met kleine rukken, terwijl zij, alvorens
zij zieh verder wagen, met hunne groote zwarte oogen strak
rondom zieh staren. De wijze waarop de Maleiers zieh dikwijls
het vertrouwen van wilde dieren weten te verwerven, vormt
een aangenamen trek in hun karakter, en is tot een zekere
hoogte te verklären uit de kalme bedaardheid hunner manieren
en de voorkeur die zij aan rust boven beweging geven.
De kinderen zijn gehoorzaam aan de wenschen hunner ouders
en schijnen niets te gevoelen van die neiging tot kattekwaad
die men bij Europeesche jongens opmerkt. Hoe lang zouden
wel tamme eekhoorns de boomen kunnen bewonen in de nabijheid
van een Engelsch dorp, al wäre het zelfs vlak bij de kerk ? De
dorpsjeugd zou, zoo zij ze niet strikte om ze in draaikooien op te
sluiten, met allerlei voorwerpen op hen mikken en hen spoe-
dig verdrijven. Nooit heb ik gehoord dat deze aardige diertjes
in Engeland op zoodanige wijze werden tarn gemaakt; doch