BLAD-YL INDER IN DE VLUCHT EN IN RUST.
bepalen heb, is de Kallima paralekta, eene kapel van dezelfde
familie en even groot, zoo niet grooter, als onze bekende
Europeesche Apatura’s. De bovenzijde van dezen vlinder ver-
toont een rijke purperkleur, met aschkleurige vlekken van ver-
schillenden vorm en een breede streep van donker oranje over
de voorvleugels, zoodat de vlinder in de vlucht sterk in ’t oog
loopt. Deze soort was niet zeldzaam in droog en dor hout,
maar aanvankelijk kon ik er niet in slagen haar te vangen,
daar zij gemeenlijk. na eene körte vlucht, een schuilplaats zocht
onder de verdorde bladeren van een struik of boschje, en dan,
met hoeveel beleid ik de piek oo'k poogde te naderen, nooit
door mij kon ontdekt worden, totdat zij plotseling weder op-
vloog, om op eene andere soortgelijke plaats op nieuw te ver-
dwijnen. Eindelijk echter was ik gelukkig genoeg om de
juiste plaats te onderscheiden waar de vlinder zieh nederzette,
en ofschoon ik ook nu dien weder een oogenblik uit het oog
verloor, bemerkte ik ten laatste, dat hij onmiddellijk onder
mijn bereik was. Maar in zijne houding van rust had hij zulk
eene treffende overeenkomst met een dor blad aan een takje
gehecht, dat het oog zieh nog liet bedriegen, ofschoon het
rechtstreeks op het voorwerp gericht was. Na eenige exem-
plaren in de vliicht gevangen te hebben, viel het mij gemak-
kelijk met juistheid na te gaan, hoe deze verwonderlijke ge-
lijkenis werd te weeg gebracht.
Het uiteinde der bovenvleugels vormt een fijne punt, even
als de bladeren van vele tropische streiken en boomen puntig
zijn, en de meer afgeknotte ondervleugels verlengen zieh in
een körten, dikken staart. Tusschen deze twee punten loopt
over de achterzijde der vleugels een donkere gebogen lijn, die
treffend met de middelnerf van een blad overeenkomt (*'),
terwijl daaruit aan beide zijden eenige dwarsstrepen in schuin-
schen stand uitstralen, die veel op de zij nerven van een blad
gelijken. Deze teekenen vertoonen zieh vooral duidelijk aan