met een penneschacht door de hark gestoken, waaraan het
na eenige proeven zeer goed leerde zuigen. Dit was een zeer
schraal dieet, en hoewel ik er van tijd tot tijd, om het voed-
zamer te maken, wat suiker en kokosmelk bijvoegde, bleef het
arme jong een eenigszins kwijnend leven leiden. Wanneer ik
mijn vinger in zijn mond stak, zoog het daaraan met groote
kracht, en trok het met alle macht zijne kaken in, bij de ijdeie
poging om er eenige melk uit te halen, en eerst na langen
tijd daarin volhard te hebben, gaf het dit in wanhoop op en
begon dan te schreien, even als een kind dat in dergelijke
omstandigheden verkeert.
Zoolang het in handen was en gevoedsterd werd, was het
zeer stil en tevreden; maar niet zoodra was het nedergelegd
en alleen gelaten of het begon te schreien, en was gedurende
de eerste nachten zeer onrustig en lästig. Ik maakte eene kleine
doos gereed om als wieg te dienen, met een zachte mat er
in, die dagelijks werd verwisseld en gereinigd; en weldra bemerkte
ik dat het evenzeer noodig was den kleinen Majas zelven
te wasschen. Nadat ik dit eenige malen had gedaan, begon hij
er schik in te krijgen, en zoodra hij morsig was, begon hij te
schreien en eindigde daarmede niet totdat ik hem opnam en
naar de goot bracht, waarop hij dadelijk stil werd, ofschoon
hij aanvankelijk op het eerste gevoel van het koude water
een weinig rilde, en allerlei belachelijke grimassen maakte,
als de stroom over zijn hoofd liep. Het dier vond in het af-
vegen en droog wrijven een verwonderlijk welgevallen, en
wanneer ik zijn haar borstelde, scheen het volkomen gelnkkig
te zijn. Doodstil, met uitgestrekte ledematen nederliggende,
liet het mij de lange hären van rüg en armen duchtig schmieren.
Gedurende de eerste dagen klemde het zieh met alle vier
de handen wanhopig vast aan alles wat het beet kon pakken,
en ik moest zorgvuldig oppassen dat mijn baard buiten zijn
bereik bleef, daar zijne vingers al wat harig was met nog steviger
greep dan eenig ander voorwerp omklemden, zoodat het
niet mogelijk was dat ik mij zonder hulp weer losmaakte.
Wanneer het onrustig was, sloeg het met de handen in de
lucht alsof het poogde iets te grijpen, en wanneer het met
twee of drie van zijn handen een stuk van een stok of lap
had beet gekregen, scheen het recht vergenoegd. Yond het
niets anders om te grijpen, dan hield het vaak zijn eigen voe-
ten vast, en na eenig tijdsverloop was het bestendig gewoon
de armen te kruisen en met iedere hand het lange haar te
pakken dat juist beneden den tegenovergestelden schonder
groeide. Doch de groote stevigheid van zijn greep begon weihaast
te verminderen, en ik moest op middelen bedacht zijn
om het wat- beweging te verschaffen en zijne leden te Sterken.
Tot dat einde maakte ik een körte ladder van drie of vier
sporten, waarop ik het. een uur achter elkander liet hangen.
In het begin scheen het hierin veel genoegen te vinden, maar
het kon er niet in slagen aan alle vier handen eene gemak-
kelijke houding te geven, en na ze onderscheidene malen verwisseld
te hebben, liet het vaak de eene hand na de andere
los tot het op den vloer tuimelde. Soms, wanneer het slechts
aan twee handen hing, liet het de eene los om daarmede zijn eigen
haar aan den tegenovergestelden schouder te grijpen; en daar
dit veel aangenamer gewaarwording scheen te geven dan de
stok, placht het dan ook de andere hand los te laten "en neer
te -tuimelen, waarna het dan zeer weltevreden met gekruiste
armen op den rüg bleef liggen, zonder dat het ooit van zijne
menigvuldige vallen eenig letsel scheen te bekomen. Toen mij
bleek dat het-zoozeer op haar gesteld was, trachtte ik eene
soort van kunstmatige moeder voor mijn kleinen Majas te maken,
door een stuk bufifelhuid tot een bundel samen te rollen
en omstreeks een voet boven den vloer op te hangen. In het
begin scheen hij hierin veel smaak te vinden, daar hij n u ,
als hij met zijne handen spartelde, altijd wat haar te grijpen