manier om doerians in volkomenheid te eten, is liet oogenblik
van hären val af te wachten, wanneer ook de reuk minder
overweldigend is. Onrijpe doerians verschaffen, gekookt zijnde,
eene zeer goede groente, maar worden ook rauw door de Dajaks
gegeten. In een goed vruchtenjaar worden groote hoeveel-
heden gezouten en in potten en bamboezen het geheele jaar over
bewaard, maar zij krijgen dan voor Europeanen een allerwal-
gelijksten stank, ofschoon de Dajaks ze in dien toestand, als
toespijs bij de rijst, zeer hoog schatten. Men vindt in de bos-
schen twee verscheidenheden van wilde doerians, met veel
kleinere vruchten, die bij de 66ne van binnen oranje zijn; en
het is waarschijnlijk dat de groote doerians, boven beschreven,
die nimmer in het wild voorkomen, van deze afstammen. Het
zou misschien niet juist zijn te zeggen, dat' de doerian de beste
van alle vruchten is; want zij kan de plaats niet vervullen
van de zunrachtige sappige soorten, die, zooals de oranje, de
druif, de mangga (9) en de manggista, door hare verfris-
schende en verkoelende hoedanigheden zoo gezond en aange-
naam zijn ; maar als een voedsel van den uitgezochtsten smaak
opleverende, is zij onovertroffen. Indien ik er slechts twee
mocht aanwijzen als de volkomenheid in beide klassen verte-
genwoordigende, zou ik zeker niet aarzelen mijne keus op de
doerian en de oranje als koning en koningin der vruchten te
doen vallen.
De doerian is echter somtijds gevaarlijk. Wanneer de vruchten
beginnen te rijpen, vallen zij van tijd tot tijd af, zoodat
personen die onder de boomen wandelen of werken, ieder oogenblik
met een ongeluk bedreigd worden. Als een doerian in
baren val iemand treft, brengt zij veelal eene vreeselijke wond
te weeg, daar de Sterke dorens het vleesch openscheuren,
terwijl de slag zelf duchtig nederkomt; evenwel is juist dit
de oorzaak dat er zelden de dood op volgt, dewijl de overvloe-
dige uitstorting van bloed de ontsteking voorkomt, die anders
zou kunnen plaats grijpen. Een Dajaksch opperhoofd verhaalde
mij, dat hij eens tegen den grond was geworpen door een doerian
die op zijn hooid nederkwam, maar dat, ofschoon hij zieh
een zekeren dood voorstelde, hij na een körten tijd hersteld was.
Dichters en volksleeraars, oordeelende naar onze Europeesche
boomen en vruchten, beweren vaak dat hooge boomen altijd
kleine vruchten dragen , zoodat haar val onschadelijk is voor
den mensch, en dat de groote vruchten allen over den grond
kruipen. Maar de waarheid is dat twee van de grootste en
zwaarste bekende vruchtensoorten, de brazilie-noot (Berthol-
letia) (I0) en de doerian, aan zeer hooge boomen groeien,
waarvan zij nedervallen zoodra zij rijp worden, zoodat zij de
inboorlingen dikwijls verwonden en somtijds dooden. Hieruit
kunnen wij twee dingen leeren: vooreerst dat wij geene alge-
meene gevolgen moeten trekken uit eene zeer eenzijdige ken-
nis der natuur; en ten tweede, dat boomen en vruchten, even-
zeer als de. zoo verscheidene voortbrengselen van het dieren-
rijk, blijken niet uitsluitend te zijn ingericht voor het nut en
het gemak van den mensch.
Gedurende mijne vele reizen op Borneo, en inzonderheid ge-
durende mijn meermalen herhaald verblijf onder de Dajaks,
kwam ik tot de rechte kennis van de vele verwonderlijke eigen-
schappen van het bamboe. In die gedeelten van Zuid-Amerika die
ik vroeger bad bezocht, waren deze reusachtige grassen betrek-
kelijk schaarseh, en waar zij voorkwamen, werden zij weinig ten
nutte van den mensch aangewend, daar de groote verscheiden-
heid van palmen voor- sommige, en de kalebassen en pompoe-
nen voor andere doeleinden hare plaats innemen. Bijna alle
tropische gewesten brengen bamboe voort; en overal waar
dit gewas overvloedig is, weten de inboorlingen op tällooze
wijzen daaruit voordeel te trekken. De kracht, lichtheid, glad-
heid, rechtheid, rondheid en holheid der bamboezen, het gemak
en de regelmatigheid waarmede zij kunnen gespleten wor-
9