den rüg van een paard durfde toevertrouwen, kregen wij alles
veilig te huis. Slechts weinigen zullen zieh kunnen voorstellen
welk een weelde ket voor mij was mijne ledematen op een
sofa uit te strekken en, in een gemakkelijken bamboestoel ge-
zetcn, liet avondmaal van eene tafel te gebruiken, nadat ik
vijf weken lang met groot ongemak mijne maaltijden op den
vloer zittende gehouden had. Zulke dingen zijn kleinigbeden
als men een goede gezondheid geniet, maar als het lichaam
door ziekte verzwakt is, kan men de gemakken waaraan men
zijn ganscbe leven gewend was, niet zoo lichtelijk ontberen.
. Even als alle bamboezen woningen in dit land, helde ook
mijn huis naar eene zijde over, daar de Sterke westewinden
de posten in die mate uit hun loodrechten stand hadden
verwrikt, dat mij soms de vrees bekroop dat zij op een goeden
dag gekeel zouden omver tuimelen. Het is een zonderlinge zaak,
dat de inboorlingen van Celebes het nut van schuinsche scho •
ren tot versterking van gebouwen niet schijnen te beseffen.
Ik twijfel of er op het eiland eene enkele inlandsche woning
is die, aan den wind blootgesteld zijnde, na twee jaren nog
recht overeind Staat; en dit is niet te verwonderen, daar zij
enkel uit rechtopstaande en horizontale posten en dwarsbalken
beStaan, die op ruwe wijze met rotan zijn aaneengehecht. Men
kan dus die woningen waamemen in alle Stadien van bouw-
valligheid, van de eerste nauw merkbare helling af tot eene
zoo gevaarlijke verzakking, dat zij een duidelijken wenk voor
de bewoners in zieh sluit om het huis te ruimen.
Het mechanisch vernuft der inlanders heeft slechts twee
middelen ontdekt om aan dit kwaad te gemoet te komen. Het
eene is om, als de verzakking begint, het huis aan de naar
den wind gekeerde zijde door een kabel van rotan of bamboe
aan een paal vast te maken. Het andere is een voorbehoed-
middel van zoodanigen aard, dat het een raadsel wordt hoe
men het heeft kunnen uitdenken, zonder op het wäre denkbeeid
te komen. Het bestaat hierin dat men, overigens het
huis op de gewone wijze bouwende, in plaats van yoor al de
voomaamste stennseis rechte posten te kiezen, er twee of drie
bij kiest die zoo krom mogelijk zijn. Dikwijls had ik deze
kromme posten aan de woningen opgemerkt, maar ze aan de
schaarschheid van goed recht hout toegeschreven, toen ik op
zekeren dag eenige mannen ontmoette die een post naar huis
droegen welke ongeveer de gedaante had van den achterpoot
van een hond. Ik vroeg daarop aan mijn inlandschen jongen
wat zij met zulk een stuk hout gingen aanvangen. “Een post
voor een huis maken,” was het antwoord. “Maar waarom nemen
zij geen recht hout,” zeide ik, “daar dit hier toch in over-
vloed voorhanden is?” s ^ wO,” hernamhij, “menneemtliever
voor een huis Wenige posten als deze, omdat het dan niet zoo
licht omvalti’ Klaarblijkelijk schreef hij deze uitwerking aan
eenige verborgen eigenschap van krom hout toe. Een weinig
nadenken en een schetsteekening kunnen ons echter gemak-
kelijk overtuigen, dat de kromme post werkelijk de uitwerking
hebben kan die er aan wordt toegeschreven. Een recht-
hoekig raam kan gemakkelijk de gedaante aannemen van een
schuinsche figuur of rhombo'ide, maar wanneer 6en der staande
zij den gebogen of hellende is, meer nog wanneer zij het beide
zijn en zoo geplaatst dat hare krommingen tegenover elkander
staan, dan zal, ofschoon op een ruwe en onhandige wijze,
eenigermate dezelfde uitkomst als van een schoor worden
verkregen.
Even vöör dat ik Mamadjam had verlaten, had de bevolking
eene belangrijke hoeveelheid mais gezaaid, welke plant zieh
reeds na twee of drie dagen boven den grond vertoont en bij
günstig weder in twee maanden hare korrels tot rijpheid brengt.
Bij mijne terugkomst stond, naardien de regens eene week te
vroeg waren ingevallen, de grond geheel onder water en de
planten, die juist op het punt waren van aren te zetten, waren