Ceram en vervolgens naar Waigeoe te reizen, terwijl ik Charles
Allen met eene Gouvernements-stoomboot naar Wahai op de
Noordknst van Ceram liet gaan, om vandaar zijne reis naar het
nog niet onderzochte eiland Misool (Mesowal) voort te zetten.
A A N T E E K E N I N G E N .
(') Dit was Amboina zoolang het Gouvernement der Molukken bestond,
dat eertijds uit de residentien Ternate, Amboina, Banda en Menado (op
Celebes) was samengesteld. Nadat eerst Menado van de Molukken was ge-
scheiden, is in 1866 het Gouvernement der Molukken opgeheven en ge-
splitst in twee van elkander onafhankelijke residentiön : Ternate en Amboina,
terwijl de eilanden, vroeger onder Banda ressorteerende, thans onder Am-
boina eene adsistent-residents afdeeling vormen.
(2) Dr. C. L. Doleschall, vroeger te Weenen woonachtig, vertrok in
1853 als arts in Nederlandschen dienst naar Java, en werdomstreeks den
aanvang van 1857 vandaar naar Amboina verplaatst, waar hij in 1859
overleed. Het “Natuurkundig Tijdschrift voor Ned. Indie” bevat van zijne
hand eenige bijdragen over Dipteren en Arachnieden, en in de ■‘Verhandlungen
der Kaiserlich-Königlichen Zoölogisch-botanischen Gesellschaft zu
Wien’’ zijn eenige brieven van Doleschall aan zijne vrienden Stur en Kollar
opgenomen, waarin hij van zijne bevindingen op Java en Amboina reken-
schap geeft.
(3) Zie over Dampier blz. 349, noot 4. Tusschen zijne daar vermelde
reizen in 1699 en 1708 ligt nog een tocht naar de zuidelijke zeeön, in
1703 ondemomen, waarbij hij het bevel voerde over een van twee kaper-
schepen, door eene vennootschap van kooplieden uitgerust. Het is op een
verhaal van dezen ongelukkigen tocht, waarvan men ook bij Valentijn,
“ Oud en Nieuw Oost-Indie” , I I , 2 , bl. 261, gewag vindt gemaakt, dat
hier in den tekst wordt gedoeld. De aardbeving waarvan hier sprake is,
wordt eveneens door Valentijn t. a. p. vermeld.
(*) De schrijver bedoelt den berg Wawani, ongeveer in het midden van
dat deel van het noordelijk schiereiland (Hitoe) dat ten Westen van de
landengte van Bagoeala ligt. De Wawani is een der hoogste toppen van
Amboina en wordt op 3300 voet geschat; het aanwezen van solfataren
aan dezen berg getuigt nog heden van vulcanische werking. Sporen van
vulcaniciteit vertoont ook de berg Atetti, verder noordwestwaarts nabij
het dorp Seit (Ceith). De uitbarsting van 1674 ging gepaard met eene
vreeselijke aardbeving, waarvan men bij Valentijn, t. a. p ., bl. 230, eene
zeer uitvoerige beschrijving vindt. Vgl. ook Junghuhn’s ‘Java” , I I , bl. 1277,
en Ludeking, “de residentie Amboina,” blz. 15.
Intusschen is het mij niet klaar aan welke bronnen Wallace zijne berichten
van de uitbarstingen op Amboina heeft ontleend. Van die van 1694
en 1797 vind ik nergens eenige melding. De meest bekende aardbevingen heb-
ben in 1644, 1 6 7 1 ,1 6 7 4 ,1 6 8 7 , 1V81,1 8 3 0 ,1 8 3 5 ,1 8 3 7 , 1 8 4 2 ,1 8 4 5 ,
1849, 1850, 1852, 1853, plaats gehad. Van de uitbarstingen van 1816,
1820 en 1824 vind ik wel is waar in Sal. Muller’s -Reizen” . I I , bl. 28, gewag
gemaakt, maar op eene wijze die ons twijfel doet koesteren omtrent de werkelijk-
heid. “In alle geologische en aardrijkskundige werken” , zegt hij , ‘wordt de
berg Wawani van Hitoe onder de werkzame vulcanen der Molukken geteld; ja
zelfs schrijft men hem drie uitbarstingen toe welke slechts weinige jaren voor
onze onderzoekingen zouden hebben plaats gehad, namelijk in de jaren
1816, 1820 en 1824. Daar wij nu weten dat juist in die jaren de Goe-
nong-Api van Banda eene bijzondere werkzaamheid vertoonde, laat zieh de
zaak gemakkelijk oplossen, en zal zij wel daarop nederkomen, dat de op
de Banda-eilanden plaats gehad hebbende verschijnselen alleen door onnauw-
keurige opgaven op Amboina zijn toegepast geworden.” De juistheid dezer
opmerking wordt bevestigd door de Batav. Courant van 15 Mei 1824,
n°. 20, waarin men la s : “Op het oogenblik dat het fregat Eurydice op
de reede van Banda wilde loopen, heeft er een alleropmerkenswaardigste
geheurtenis plaats gehad; hebbende de door de eruptien van 1816 en 1820
zoo bekende Goenong-Api plotseling eenen nieutcen krater geopend en
wolken van rook en asch uitgebraakt,” enz. Zie “Nat. Tijdschr. v. Ned.
Ind.” , Dl. XVHI, bl. 245.
(5) Dr. Otto Mohnike van Straalsund was geneesheer bij de Nederland-
' sehe factorij in Japan tijdens het bestuur van het opperhoofd J. H. Levyssohn,
en heeft zieh in 1849 jegens dat rijk bijzonder verdienstelijk gemaakt
door de eerste welgeslaagde poging om er de koepok-inenting in te voeren.