Ik moet nu eenige woorden zeggen over het plan van mijn werk.
Mijne reizen naar de verschillende eilanden waren afhankelijk van de
jaargetijden en de middelen van vervoer. Ik bezocht sommige eilanden
twee- of driemaal met lange tusschenpoozen, en in sommige gevallen deed
ik dezelfde reis tot vier keeren toe. Eene chronologische orde zou dus mijne
lezers slechts in de war hebben gebracht. Zij zouden nooit recht hebben
geweten waar zij waren; en mijne veelvuldige toespelingen op de rangschikking
der eilanden-groepen, overeenkomstig de eigenaardigheid harer dierlijke
voortbrengselen en harer menschelijke bewoners, zouden ter nauwer nood
verstaanbaar zijn geweest. Ik heb mij daarom gehouden aan eene geographische
, zoologische en ethnologische rangschikking, van het eene eiland
tot het andere overgaande in de orde die mij het natuurlijkst schijnt,
tevens echter op de orde waarin ik ze bezocht, zoo weinig inbreuk makende
als mogelijk is.
Ik verdeel den geheelen Archipel in de vijf volgende eilanden-groepen:
I. De I n d o -Ma l e i s c h e eilanden, omvattende het Maleisch Schiereiland
met Singapore, Borneo, Java en Sumatra,
ü . De g r o e p van T imo r , die de eilanden Timor, Flores, Soem-
bawa en Lombok benevens een aantal kleinere omvat.
III Ce lebe s , waaronder begrepen zijn de Soela-eilanden en Boeton.
IV. De Molu k s ch e g ro ep , die Boeroe, Ceram, Batjan, Halmaheira
en Morotai, benevens de kleinere eilanden Temate, Tidore, Makjan,
Kajoa, Amboina, Banda, Goram en Watoebella omvat.
V. De P a p o e s c h e g r o e p , die zieh over het groote eiland Nieuw-
Guinea, benevens de Aroe-eilanden, MisooT, Salwati, Waigeoe en
een aantal andere uitstrekt. De Kei-eilanden zijn op grond hunner
ethnologie bij deze groep beschreven, ofs.choon zij uit een zoologisch
en geographisch oogpunt eerder tot de Molukken behooren.
De hoofdstukken gewijd aan de afzonderlijke eilanden van ieder dezer
groepen, worden telkens ' gevolgd door een hoofdstuk over de natuurlijke
historie der geheele groep; en het geheele werk splitst zieh dus in vijf
afdeelingen, ieder handelende over een der groote natuurlijke deelen van
den Archipel.
Het eerste hoofdstuk is eene inleiding en handelt over de Physische
VOORREDE VAN DEN SCHRIJVER. XIX
Geographie van het geheele gebied; en het laatste is eene algemeene schets
van de menschenrassen in den Archipel en de aanliggende gewesten. Na
deze uiteenzetting en met raadpleging der kaart die bij het werk gevoegd
i s , vertrouw ik dat mijne lezers steeds zullen weten waar zij zijn en in
welke richting zij zieh bewegen.
Ik ben wel overtuigd dat mijn werk van veel te geringen omvang is
voor de uitgestrektheid der onderwerpen die het behandelt. Het is niet meer
dan eene schets, maar als zoodanig heb ik ten minste getracht het nauw-
keurig te maken. Bijna het geheele verhalende en beschrijvende gedeelte
werd op de plaatsen zelven geschreven en heeft geene andere veranderingen
dan hier en daar in de keus der woorden ondergaan. De hoofdstukken
over de natuurlijke historie en vele plaatsen in andere gedeelten van het
werk zijn geschreven in de hoop dat zij belangstelling zullen opwekken voor de
verschillende vraagpunten, samenhangende met den oorsprong der soorten
en hare geographische verbreiding. In sommige gevallen ben ik in staat
geweest mijne zienswijze in het hreede uiteen te zetten; terwijl ik in andere,
wegens de grootere ingewikkeldheid der onderwerpen, het beter heb geacht
mij te bepalen tot eene beknopte vermelding der hoofdfeiten betrekking
hebbende tot het vraagstuk, welks oplossing kan gevonden worden in de
beginselen door den heer Darwin in zijne verschillende werken ontwik-
keld. De talrijke houtsneden zullen, naar ik mij vlei, de belangrijkheid
en waarde van het boek aanmerkelijk verhöogen. Zij zijn gevolgd naar mijne
eigene schetsen, naar photographiSn of naar exemplaren van natuurvoor-
werpen; en alleen zulke onderwerpen zijn gekozen, als werkelijk kunnen
bijdragen om het verhaal of de beschrijvmgen te verduidelijken.
Aan de heeren Walter en Henry Woodbury, met wie ik het genoegen
had op Java kennis te maken, ben ik dank schuldig voor een aantal pho-
tographien van natuurtooneelen en inboorlingen, die mij van het grootste
nut zijn geweest. De heer William Wilson Saunders heeft mij welwillend
toegestaan eene afbeelding te maken van de zonderlinge gehoornde vliegen,
beschreven in het XXXIVste hoofdstuk; en de heer Pascoe was zoo goed
mij twee van de uiterst zeldzame Longicornia te leenen die voorkomen op
de plaat met torren van Borneo. Al de andere afgebeelde exemplaren zijn
uit mijn eigen verzameling.
Daar het hoofddoel van al mijne reizen was exemplaren van natuurvoor-
werpen bijeen te brengen, zoowel voor mijn eigen verzameling als om