van Quadrumana in Indie vertegenwoordigd door nauw ver-
wante soorten, ofschoon, ten gevolge van het beperkt gebied
aller dieren dezer orde, zoo weinige soorten geheel identisch
zijn.
Yan de orde der verscheurende dieren (Carnivora) zijn 33
soorten uit het Indo-Maleische gewest bekend, waarvan om-
streeks acht ook in Birmah en Hindostán gevonden worden,
waaronder de tijger, de panter, een tijgerkat, een civetkat
en een otter. Yan de twintig geslachten waartoe deze Indo-
Maleische soorten bchooren, worden 13 in Hindostán door meer
of min verwante soorten vertegenwoordigd. Zoo wordt b. v.
de Maleische beer in Noord-Indie vertegenwoordigd door den
Thibetaanscben beer. Beide deze dieren vindt men levend in
den tuin van “the Zoölogical Society.”
De twee- en veelhoevigen teilen in het Indo-Maleisch gewest
22 soorten, waarvan ongeveer zeven zieh ook over
Birmah en Hindostán uitstrekken. Al de soorten van herten
zijn eigenaardig, op twee na die van Malakka tot in Hindostán
verbreid zijn. Van het rundvee bereikt ééne Indische
soort Malakka, terwijl de Bos Sonda'icus of banteng van Java
en Borneo ook in Siam en Birmah gevonden wordt. Op Sumatra
komt een geitachtig dier voor, waaraan een verwante
soort in Hindostán beantwoordt (7) ; terwijl de tweehoornige
rhinoceros van Sumatra en de éénhoornige soort van Java,
die men lang voorondersteld heeft dat aan deze eilanden bij-
zonder eigen waren, met zekerheid gebleken zijn ook in Birmah,
Pegu en Maulmein (s) voor te komen. De olifant van
Sumatra, Borneo en Malakka wordt thans geacht van dien
van Ceylon en Hindostán niet wezenlijk te verschillen (9).
In alle andere groepen van zoogdieren keeren in het alge-
gemeen dezelfde verschijnselen terug. Enkele soorten zijn de-
zelfde als die in Hindostán; een veel grooter aantal zijn nauw
verwante of vertegenwoordigende vormen; maar er is altijd in
het Indo-Maleische gewest in iedere groep een klein aantal
geslachten, bestaande uit dieren die in geen ander deel der
bekende wereld worden aangetroffen. Er zijn ongeveer vijftig-
derlei vleermuizen, waarvan omstreeks een vierde ook Indische
soorten zijn; vier-en-dertigderlei knaagdieren (eekhoorns, rat-
ten, enz ), waarvan slechts zes of zeven in Indie voorkomen;
en tienderlei insecten-etende, die met ¿¿ne uitzondering aan het
Maleisch gewest bijzonder eigen zijn. De eekhoorns zijn zeer
overvloedig en karakteristiek; van 25 soorten zijn er slechts
twee die zieh over Siam en Birmah uitstrekken. De toepei s ,
merkwaardige insecten-eters, die sterk op eekhoorns gelijken,
zijn bijna tot de Indo-Maleische eilanden beperkt, even als de
kleine vederstaartige Ptilocercus Lowii en de G-ymnura Kaf-
flesii, die zieh door hären langen snoet en kalen staart onder-
scheidt (*°).
Daar het Maleische Schiereiland nog deel uitmaakt van het
vasteland van Azie, zal de vraag omtrent den vroegeren samenhang
der eilanden met het vasteland het best opgehelderd
kunnen worden door het bestudeeren der soorten die in het
eerstgenoemde gewest en tevens op een of ander der eilanden
voorkomen. Welnu, indien wij de vleermuizen, die in hare
vlucht een buitengewoon middel tot verbreiding bezitten, geheel
buiten de rekening laten, blijven er nog 48 soorten van
zoogdieren over die aan het Maleisch Schiereiland en een of
meer der dr-ie groote eilanden gern een zijn. Onder deze zijn
zeven vierhandigen (apen, meerkatten en halfapen), dieren
die hun gansche leven in de bosschen doorbrengen, nooit
zwemmen, en alle middelen missen om ook slechts den af-
stand van een enkele mijl over zee af te leggen; negentien
carnivoren, van welke sommigen ongotwijfeld zouden kunnen
overzwemmen, maar waarvan het toch in geen geval te denken
is, dat een zoo groot aantal op deze wijze eene zeeengte
zou zijn overgestoken die, met uitzondering van ¿en punt,