gelegenheid had om hunne capriolen waar te nemen. Het
overvloedigst waren twee soorten van Semnopithecus — apen
van slanke gestalte, met zeer lange staarten ("•), Daar er
zelden. op geschoten wordt, zijn ze vrij stoutmoedig, en zoo-
lang zij alleen inboorlingen zien, blijven zij volkomen op hun
gemak; maar zoo dikwijls ik naar buiten trad om hen gade
te slaan, staarden zij mij een paar minuten lang aan en maak-
ten zieh dan spoedig uit de voeten. Zij doen van de takken
van e6nen boom naar die van een anderen lageren vervaar-
lijke sprongen, en het is grappig te zien, hoe, wanneer een
sterke voorganger het voorbeeld geeft van een stouten lucht-
sprong, de anderen hem met meer of minder schroom volgen.
Dikwijls gebeurt het dat 66n of twee der laatsten niet kun-
nen besluiten den sprong te wagen, totdat de overigen uit het
gezicht raken, als wanneer zij, uit wanhopige vrees van te
worden alleen gelaten, zieh als waanzinnigen in de lucht
werpen, en dikwijls onder het kraken der dunne takken op
den grond te land komen.
Een zeer merkwaardige aap, de Siamang, was ook verre
van zeldzaam, maar is vrij wat minder stoutmoedig dan de
slankapen, en houdt zieh aan de maagdelijke bossohen, terwijl
hij de dorpen vermijdt. Deze soort is verwant met de kleine
langarmige apen van het geslacht Hylobates (de Gibbons),
maar is aanmerkelijk grooter en onderscheidt zieh van hen
daardoor, dat de twee voorste vingers der voeten bijna tot aan
het einde zijn aaneengegroeid, waaraan het dier zijn Latijn-
schen naam Siamanga syndactyla (l4) ontleent. De Siamang is
veel trager in zijne bewegingen dan de vluggere kleinere Gibbons,
blijft lager in de boomen en waagt zieh niet aan zulke
vervaarlijke sprongen; maar toch is ook deze soort vrij be-
wegelijk, en door middel van hare lange armen, die bij een
volwassen dier van drie voet hoogte overdwars vijf en een
halven voet meten, kan zij zieh in de boomen met grooten
spoed voorwaarts slingeren. Ik kocht een jong dat door inlan-
ders gevangen en zoo stijf gebonden was, dat het zieh bezeerd
had. In het begin was het zeer wild en trachtte te bijten;
maar toen wij het van de knellende boeien bevrijd en onder
de verandah twee stokken geplaatst hadden waaraan het kon
hangen, en het alleen aan een kort touw, dat met een ring
längs een der palen liep, hadden vastgemaakt, zoodat het
zieh gemakkelijk kon bewegen, werd het meer tevreden en
slingerde het zieh heen en weder met groote snelheid. Het
at bijna alle soorten van vruchten en rijst, en ik hoopte in
Staat te zijn het naar Engeland mede te nemen, doch het
stierf kort voordat ik de terugreis ondernam. In het begin
voedde het voor mij een weerzin, dien ik traehtte te over-
komen door het bestendig zeit zijn voedsel te geven. Maar op
zekeren dag beet het mij zoo vinnig, terwijl ik het te eten
gaf, dat ik mijn geduld verloor en het een duchtig pak
slagen toedeelde. Naderhand had ik spijt over mijne strengheid,
daar zij het dier nog meer van mij vervreemd had, terwijl
het mijne Maleisehe jongens vrijelijk met zieh liet speien.
Uren achtereen slingerde het zieh met zijne armen van stok
tot stok en opwaarts tot aan de daksparren der verandah, met
zoo veel gemak en spoed, dat het voor ons eene bestendige
bron van vermaak was. Toen ik te Singapore terugkwam, trok
het daar groote opmerkzaamheid, omdat men er nooit te voren
een levenden Siamang gezien had, ofschoon het dier in som-
mige gedeelten van het Maleisch Schiereiland niet zeldzaam is.
Daar het bekend is dat de Orang-oetan ook Sumatra be-
woont en zelfs het eerst op dat eiland ontdekt werd, deed ik
velerlei onderzoek naar deze dieren; m a a r geen der inboorlingen
had er ooit van gehoord, en ook onder de Nederland-
sche ambtenaren kon ik niemand vinden die er iets van wist.
Wij mögen dus hier uit opmaken, dat het dier de uitgestrekte
met bosch bedekte vlakten van Oost-Sumatra, waar men het