ure wordt voorgediend en alleen door het gemis van soep van
liet middagmaal verschilf. Omstreeks drie ure des namiddags
wordt op nienw thee gn koffie gepresenteerd, en te vijf ure
weder bitter enz., waarna te kalf-zes een goed din6 met bier
en rooden wijn volgt, te acht ure met thee en koffie besloten.
Tusschentijds kan men, des verlangende, bier en soda-water
krijgen, zoodat er geen gebrek is aan kleine gastronomische
prikkels om den langen tijd te helpen dooden.
Onze eerste aanlegplaats was Koepang aan het westelijk
uiteinde van het groote eiland Timor. Vervolgens voeren wij
eenige honderden mijlen ver längs de kust, waarbij wij steeds
het gezicht hadden op ketens van heuvelen met armelijken
plantengroei, die reeks achter reeks tot eene hoogte van zes ä
zeven duizend voet oprijzen. Vervolgens den koers naar Banda
zettende kwamen wij voorbij Poelo-Kambing, Wetter en Roma,
allen woeste en dorre vulcanische eilanden, bijna even weinig
uitlokkend als Aden, en een vreemde tegenstelling vormende
met de gewone frissche en welige plantbekleeding van den
Archipel. In nog twee dagen bereikten wij de vulcanische groep
van Banda, bedekt met een ongewoon dichten en schitterend
groenen plantendos, ten bewijze dat wij buiten het bereik waren
gekomen van de heete droge winden die over de vlakten van
centraal Australie strijken. De Banda-groep vormt een bekoorlijk
plekje; hare drie eilanden omsluiten eene veilige haven, schijn-
baar zonder uitweg, en met water zoo doorschijnend, dat men
op eene diepte van zeven tot acht vademen de bewegingen
der polypen kan gadeslaan en zelfs de kleinste voorwerpen op
het vulcanisch zand kan zien liggen. De altijd rookende vulcaan
verheft aan de eene zijde_ zijn kalen kegel, terwijl de twee
grootere eilanden tot aan de kruin der heuvelen met plantengroei
bedekt zijn (').
Nadat ik op het eiland waarop de stad ligt, aan wal was
gegaan, wandelde ik längs een bekoorlijk pad naar het hoogste
punt (a), waar een seinpostis opgericht. Beneden ligt de kleine
stad met hare nette, witte, met roode pannen gedekte woningen,
afgewisseld door de hutten der inlanders met hare daken van
atap, en aan de eöne zijde begrensd door het oude Portugeesche
tort (3). Verderop, op den afstand van een halve (Eng.)mijl,
ligt in de gedaante van een hoefijzer het grootere eiland (Lontor),
gevormd door een reeks van steile heuvels, die met prächtige
bosschen en notenmuskaattuinen bedekt zijn, terwijl dicht tegen-
over de stad de vulcaan is gelegen, die een bijna volkomen
kegel vormt, waarvan alleen het lager deel met eene lichtgroene
struikachtige vegetatie is bekleed. Aan zijne noordzijde is de
omtrek oneffener, en op ongeveer een vijfde van de helling van
boven af is een kleine holte of kloof,' waaruit gedurig twee
rookkolommen zieh verhelfen, gelijk ook dampen opstijgen uit
vele andere spleten in de ruwe oppervlakte in het rond en op
eenige plekken meer nabij den top. Het bovendeel van den
berg, geteekend door de smalle, zwarte, verticale lijnen van
talrijke waterloopen, is met eene witte stof, waarschijnlijk
zwavel, dicht beslagen (4). De rookzuilen vereenigen zieh in
het opwaarts stijgen en vormen een zware wolk, die bij stil
vochtig weder zieh uitbreidt in den vorm van een gehemelte,
dat den top van den berg omhult. Des avonds en vroeg in
den morgen stijgt de rook vaak recht omhoog en laat den
geheelen omtrek van den berg vrij uitkomen.
Het is alleen door het werkelijk gezicht van een werkzamen
vulcaan, dat men een toereikend denkbeeid kan erlangen van
het grootsche en indrukwekkende van zulk een tooneel. Van-
waar dat onuitbluschbaar vuur welks dikke en zwavelige rook
steeds uit die kale en woeste piek omhoog rijst? Vanwaardie
geweldige krachten die deze piek voortbrachten en zieh nog
van tijd tot tijd openbareh in de aardbevingen, die altijd plaats
hebben in de nabijheid van die vulcanische uitwegen? De
kennis, ons van onze kindschheid af ingeprent, van het feit,