juist, of men hem ook zou gaan opzoeken, toen men hem eens-
klaps met de twee jongens zag naderen. Allen waren getroffen
door zijn ernstig voorkomen, maar hij bewaarde een diep stil-
zwijgen; en nu Stegen allen te zamen weder af, op dezelfde
wijze als zij gekomen waren, en de Radja keerde terug naar
zijn paleis, en de hoofden naar hnnne dorpen, en de mannen
des volks naar hnnne woningen, om aan vrouwen en kinderen
alles te verbalen wat er gebeurd was en zieh op nieuw in
gissingen omtrent de dingen die komen zouden, te verdiepen.
Drie dagen daarna ontbood de Radja de priesters en de prinsen
en de aanzienlijken van Mataram, om hun mede te deelen
wat hem de groote geest op den top van den herg had ge-
zegd. En toen zij allen vergaderd waren en de betel en pinang
waren rondgegaan, verhaalde hij hun wat er gebeurd was. Op
den top van den berg was hij in geestverrukking geraakt en
de groote geest was hem versehenen met een gelaat als ge-
polijst goud en had gezegd: “0 Radja! allerlei plagen en
ziekten en koortsen zullen komen over de aarde, over de
menschen, over de paarden en over bet vee; maar daar gij
en uw volk mij hebt gehoorzaamd en gij zijt opgestegen naar
den top van den grooten berg, zoo wil ik u en al het volk
van Lombok lehren, hoe gij aan dit gevaar kunt ontkomen.”
En allen luisterden in gespannen verwachting, om te vernemen
hoe zij van zulk eene vreeselijke ramp konden bevrijd blijven.
Na eene körte poos verbrak de Radja weder het stilzwijgen
en zeide, dat de groote geest gelast had twaalf heilige krissen
te maken, en dat om deze te vervaardigen ieder district en
ieder dorp een bundel naalden moest zenden — ¿en naald
voor ieder hoofd der bevolking. En wanneer dan in eenig dorp
eene gevaarlijke ziekte uitbrak, dan zou eene der krissen
daarheen gezonden worden; en als ieder huis in het dorp het
juiste getal naalden gezonden had, zou de ziekte onmiddellijk
ophouden; maar indien het <getal der gezonden naalden niet
nauwkeurig was geweest, alsdan zou de kris geene kracht
hebben.
Zoo zonden dan al de prinsen en hoofden boden naar hunne
dorpen om het wonderbare nieuws mede te deelen, en allen
haastten zieh om de naalden met de grootst mogelijke zorg
bij een te brengen; want zij vreesden dat, indien er ook maar
¿¿ne ontbrak, het gansche dorp daaronder lijden zou. En dus
kwamen de hoofden der dorpen ¿¿n voor ¿¿n hunne naald-
bundels inleveren; zij die het dichtst bij Mataram woonden,
kwamen het eerst, en zij die op verren afstand woonden,
kwamen het laatst; en de Radja ontving de bundels met eigen
hand en borg ze zorgvuldig weg in eene binnenkamer, in een
kist van kamferhout met hengseis en beslag van zilver; en
op iederen bundel werd de naam geschreven van het dorp en
het district waaruit hij afkomstig was, opdat het mocht blijken
dat allen de bevelen van den grooten geest gehoord en gehoorzaamd
hadden.
En toen het nu zeker was dat ieder dorp zijn bundel had
ingezonden, verdeelde de Radja de naalden in twaalf gelijke
deelen, en beval hij den besten wapensmid van Mataram, om
zijn smidse en blaasbalg en hamers over te brengen naar het
paleis en de twaalf krissen te maken onder het oog van den Radja,
en in tegenwoordigheid van allen die daarvan wenschten ge-
tuigen te zijn. En toen zij voltooid waren, werden zij in nieuwe
zij de gewikkeld en zorgvuldig weggeborgen tot den dag dat
zij zouden noodig zijn.
Nu had de reis naar den berg plaats gehad in den tijd van
den Oostewind, wanneer op Lombok geen regen valt. En weldra
nadat de krissen gemaakt waren, was de tijd daar van den
rijstoogst, en de hoofden der districten en der dorpen leverden
de schatting in bij den Radja, overeenkomstig het aantal der
bevolking in ieder dorp. En wanneer er slechts weinig aan het
volle bedrag ontbrak, dan zeide de Radja niets; maar wanneer
21