Gedurende de eerste mijlen lag ons pad door land dat voor
den aanleg van rijstvelden was gereed gemaakt en schier ge-
heel bestond uit ruggen, afgewisseld door diepe en scherpe
insnijdingen, zonder een voet breed effen terrein. Nadat wij de
Kajan-rivier, een hoofdarm van de Sadong, waren overgesto-
ken, kwamen wij op de lagere hellingen van het Siboran-
gebergte, en bet pad, loopende over een scberpen en tamelijk
steilen rng, verschafte ons een voortreffelijk gezicht over het
land. Het had gebeel het voorkomen van de Himalaja’s, zoo-
als zij door Dr. Hooker (4) en anderen beschreven zijn, maar
in bet klein; men kon wanen een natuurlijk model van som-
mige gedeelten dier reusachtige bergen voor oogen te hebben
op de scbaal van een tot tien, zoodat de duizendtallen van
de hoogte der bergen hier door honderdtallen waren voorge-
steld. Ik ontdekte nu de bron der fraaie kiezelsteenen die mij
in de rivier zoozeer bekoord hadden. De leiachtige rotsen waren
hier vervangen door bergen die schenen te bestaan uit
een zandsteen-conglomeraat, dat op sommige pläatsen slechts
uit eene samengekleefde massa van kiezelsteenen bestond. !t Was
trouwens gemakkelijk na te gaan, dat zulk een kleine stroom als
door mij bevaren was, niet zulk eene ontzettende menigte fraai
afgeronde kiezelsteenen, uit de allerhardste stoffen bestaande,
kon voortbrengen. Zij moeten klaarblijkelijk in lang vervlogen
eeuwen gevormd zijn door de werking van een mächtigen
continentalen stroom of de schuring der gölven over een vlak
zeestrand, vdördat nog het eiland Borneo uit den schoot der
wateren verrezen was. Het bestaan van zulk een stelsel van
heuvelen en dalen, dat in het klein al de trekken van eengroot
bergland afspiegelt, is van groot gewicht met het oog op de
moderne theorie, dat de vorm van de aardschors in de hoofd-
zaak veel meer van athmospherische dan van onderaardscbe
werking afhankelijk is. Wanneer wij binnen den omtrek van een
Vierkanten paal een aantal zieh vertakkende valleien en zieh
in vele verschillende richtingen uitstrekkende ravijnen waarne-
men, schijnt het nauwelijks mogelijk bunne voortgaande vor-
ming, en zelfs bun oorsprong, toe te schrijven aan de spleten
en scheuren door aardbevingen te weeg gebracht; terwijl aan
den anderen kant de natuur van de rots, die door de kracht van het
water zoo gemakkelijk ontbonden en van bare plaats gerukt wordt,
en de bekende werking der overvloedige tropische regens, in
dit geval althans, volkomen voldoende schijnen om bet ont-
staan van zulke valleien te verklären. Maar de overeenkomst
van hare vormen en omtrekken, hare wijze van divergentie
en de ruggen en hellingen die ze vaneen scheiden, met het-
geen de trotsche berggevaarten van den Himalaja aan onze
blikken aanbieden, is zoo in het oog loopend, dat wij wel ge-
noodzaakt worden bet besluit te trekken, dat de krachten m
beide gevallen werkzaam dezelfde waren, en het verschil al-
leen bestond in den tijd gedurende welken zij zieh deden ge-
voelen, en de natuur der stoffen waarop zij bare werkzaamheid
uitoefenden.
Tegen den middag bereikten wij het dorp Menjerri, dat op
een uitlooper van den berg, omstreeks 600 voet boven de val-
lei , verrukkelijk gelegen is , en een schoon gezicht op de bergen
van dit gedeelte van Borneo oplevert. Hier rustte mijn oog op
den berg Penrissen, nabij den oorsprong der rivier van Serawak,
een der hoogsten van bet district en die zieh omstreeks 6000
voet boven bet zeevlak verheft. De Rowan zuidwaarts en het
Oentowan-gebergte verder af op bet Nederlandsch grondgebied,
schenen even zoo hoog te zijn. Van Menjerri afdalende staken
wij andermaal de Kajan-rivier over, die zieh rondom den uitlooper
kronkelt, en Stegen op naar den pas die de valleien
van de Sadong-’en Serawak-rivieren scheidt en ongeveer 2000
voet hoog is. De nederdaling vandaar leverde schoone ge-
zichtspunten op. Aan weerszijden ruischte diep in een rotsige
kloof een snelle bergstroom, en onze weg voerde over menige