zwijnen overgaan. Dit verschilt intusschen zeer van hetgeen Wallace te
dezer plaatse zegt, wat mij dan ook nog al vreemd voorkomt.
(s) Het is niet geheel juist dat eerst in 1822 de koffle-cultuur hier werd
ingevoerd. Zij bestond er reeds, doch de 200,000 boomen die er toen
waren, brachten weinig op, zoowel wegens de siechte wijze van aanplan-
ting, als wegens verwaarloozing, zoodat in 1822 slechts 80 pikols koffie
verkregen werden. Maar in 1822 werd een aanvang gemaakt met den
aanleg van geregelde tuinen. Sedert is het product zeer toegenomen en
verbeterd, en na herhaalde wijziging der regelingen bestaat hier thans in
de meeste districten verplichte teelt en levering van koffie, nagenoeg op
denzelfden voet als op Java, en met betaling van eene gelijke som (thans
/ 13 per pikol) aan de bevolking voor het geleverde product. In de laatste
jaren heeft de aanplant van pagger-koffie het overwicht gekregen op dien
in geregelde tuinen. Op een aanplant van ruim tien millioen boomen telden
in 1868 de geregelde tuinen er nog geen vier millioen. Zie Bleeker, “Reis
door de Minahassa en den Molukschen Archipel,” I , blz. 60; “Aardrijksk.
en Stat. Woordenb. v. Ned. Ind.,” art. Koffie, Deel H , bl. 204; Graafland,
“de Minahassa,” I , bl. 78; “Koloniaal verslag” van 20 September
1869, blz. 154.
(s) Ook dit is niet geheel juist, zooals blijken kan uit de volgende
plaats van Graafland, “de Minahassa,” I , bl. ! 87 : “leder district staat
onder het bestuur van een inlandsch hoofd, met dentitei van Hoekoem-
b es a r (Groot rechter) of Majo or. Vroeger ¿Wvóór den t o e l on ga n
(hulp in den Javaschen oorlog 1825—1830) ¡¡¡¡was alleen de eerstetitel
bekend. Maar bij die gelegenheid werden de hoofden die zelf medegingen
naar Java, of veel volk geleverd hadden, beschonken met den titel van
M aj o o r. Later is deze titel nog gegeven aan de hoofden der grootste
districten of voor eenige bijzondere Verdienste, als het leveren van de
meeste koffie, en zoo treffen wij dan heden dertien Majoors onder de 26
hoofden aan.”
O De wezenlijk vruchtbare arbeid der zendelingen in de Minahasa
dagteekent van 1831, toen Riedel daar zijn arbeid aanving. Intusschen
klimmen de pogingen om de Alfoeren van dit gebied tot het Christendom
te bekeeren , reeds op tot den tijd der Compagnie, of eigenlijk reeds tot
1568, toen er de katholieke leer door Portugeesche Jezuïeten gepredikt werd.
(’’) Reeds vroeger, blz. 200, noot 4 , merkte ik op dat de werkkring
der Contrôleurs in de Buitenbezittingen doorgaans zeer van dien op Java
verschilt. In de residentie Menado, die uit de Minahasa en de adsistent-
residentie Gorontalo is samengesteld, is het eerstgenoemde hoofddeel ge-
splitst in vijf afdeelingen : Menado, Kema, Tondano, Amoerang en Belang,
die door onmiddellijk onder den Resident staande Contrôleurs bestuurd
worden. Die Contrôleurs hebben dus de functiën der Adsistent-residenten,
hoofden van afdeelingen, op Java, doch verbinden daarmede het toezicht
op de koffie-cultuur, wat hunne werkzaamheden weder meer tot die der
Contrôleurs op Java doet naderen.
(“) De k a l o n g of vliegende hond (Pieropus edulu) , de grootste bekende
soort van vledermuizen, levert in Indië een gewoôn en niet onsmakelijk
voedsel op, en indien het al niet zeker geconstateerd is dat deze soort ook
..Celebes gevonden wordt, dan vindt men daar ten minste de nauw ver-
wante Pteropus pftaiops en andere soorten, waarvan men mag aannemen
dat even goed een fricassee kan bereid worden.
(7) Zulk eene productie komtook in de Minahasa zeer zeker slechts
bij zeldzame uitzondering voor. De uitkomst der cultuur is uiterst wissel-
vallig en was vooral in de jaren 1866—1868 bijzonder ongunstig. Ik
schroom daarom eene berekening omtrent de gemiddelde opbrengst op de
cijfers der laatste jaren te baseeren, maar zeker is het dat men de productie
hoog stelt, als men gemiddeld, vruchtdragende boomen en jonge
aanplant te samen genomen, een half pond per boom rekent.
(8) P. Blumei werd beschreven door Boisduval, “Species Général,” I ,
p. 206, naar een exemplaar der verzameling van den heer Payen, maar die
schrijver geeffc als habitat Amboina op, wat wel weder aan de vroeger zoo ge-
wone onnauwkeurigheid in de opgave der localiteiten zal te wijten zijn.
Vgl. Wallace in de aangehaalde verhandeling in Dl. XXV der “Transactions
of the Linnean Society,” p. 46. Bij die verhandeling is ook voor
het eerst eene afbeelding van dezen prächtigen vlinder gevoegd.
0 Zie boven in het derde hoofdstuk, bl. 5 3 , 54.
C") Namelijk in de rivier van Menado of van Tondano. De waterval
is vrij algemeen onder den naam van “waterval van Tondano” bekend,
maar zou, zooals Bleeker, “Reis door de Minahassa en den Molukschen
Archipel,” I , bl. 87 , opmerkt, met meer recht “waterval van Tonsea lama”
heeten, daar hij zieh slechts een halven paal ten Noorden der negerie
van dien naam bevindt, terwijl Tondano, zooals ook uit den tekst