et les travaux auxquels il lui fut possible de se livrer, nous ont valu des
additions fort intéressantes à la connaissance très-superficielle qu’on avait
pu acquérir jusqu’ici de' dette contrée.”
(3) De heer Dumont d’Urville werd op zijn tocht met de korvet l'Astrolabe
(1826 -1.829) vergezeld door de zoölogen Quoi en Gaimard, die aan zijn
in 1830 te Parijs versehenen reisverhaal een uitvoerig bericht van hunne
zoologische nasporingen hebben toegevoegd. Omirent het bezoek der korvet
te Menado zegt de heer Temminck, “Coup d’oeil”, III, p. 105 : “La relâche
de la corvette française l’Astrolabe à la factorerie de Menado et l’excursion
d’une couple de jours faite par les naturalistes français au lac de
Tondano, n’ont offert.. . . qu’une récolte peu nombreuse de plantes, ainsi
que la capture d’un petit nombre d’animaux. Toutefois le naturaliste a découvert
dans ces acquisitions à peu près autant d’espèces nouvelles à faire
connaître, qu’il s’est trouvé d’objets rassemblés, presque sans choix
préalable.”
(4) Aan Dr. H. A. Bernstein, geneesheer aan het particulier geneeskundig
établissement te Gadok in Buitenzorg, werd in 1860 door het Gouvernement
eene reis opgedragen in het oostelijk gedeelte van den Archipel tot
het bewerkstelligen van natuurkundige onderzoekingen en het verzamelen
van voorwerpen voor ’s Bijks Museum van natuurlijke historié te Leiden.
Hij overleed in 1865 op het eiland Batanta, in den Waigeoe-Misool Archipel.
De ambtenaar C. B. H. von Rosenberg werd in 1863 met hetzelfde
doel naar dat gedeelte van Noord-Celebes afgevaardigd hetwelk onder de
adsistent-residentie Gorontalo ressorteert, en kwam vandaar in 1864 te
Amboina terug, vanwaar hij in den aanvang van het volgende jaar, tot
voortzetting zijner nasporingen, naar de Aroe- en Kei-eilanden vertrok. Tan
eerstgemelde reis kwam, onder den titel “Reistochten in de afdeeling Gorontalo”
, in 1865 bij Pr. Muller te Amsterdam, van de tweede, onder den
titel “Reis naar de Zuidooster-eilanden in 1865”, in 1867 te ’s Gravenhage ■
bij Mart. Nijhoff een verhaal in het licht. De namen van deze reizigers,
beide Duitschers van afkomst, zullen ons in het tweede deel van dit werk
meermalen voorkomen.
C) Bij Schlegel, “Vogels van Ned. Indië ’, H I , Nisus trinotatus.
(fi) Het geslacht Prioniturus van Wagler maakt bij Pinsch, “ die Papageien”,
n , 393, slechts eene eenigszins op zieh zelve staande groep uit
van het geslacht Pionias. Hij noemt de papegaaien van deze groep “motmotschwänzige
Langflügelpapageien.” Wallace telt, gelijk hier indentekst,
zoo ook in zijne verhandeling On tie parrots o f tie Malayan region
(in “Proceedings of the Zoological Society of London” , 1864) viersoorten
van dit geslacht flavicans en setarias (bij Pinsch platurus) van Celebes,
discums en spatuliger van de Philippijnsche eilanden. Pinsch, t. a. p.,
bl. 404, wil de beide laatstgenoemde tot ééne soort vereenigen, en houdt
de verschillen voor individueele afwijkingen. Tricloglossus favoviridis is
beschreven in Wallace’s L ist o f birds o f tie Sula islands. Vgl. ook
Pinsch, n , 849. Wallace verkreeg zijne exemplaren van deze soort eigenlijk
alleen van de Soela-eilanden , maar voegt bij zijne beschrijving het volgende
: “Te Menado kreeg ik een vogel, die, zoo mijn geheugen mij met
bedriegt, geheel van dezelfde soort was; en een mijner bedienden, een
inboorling van Menado, verzekerde mij dat de vogel daar voorkomt. Mijn
exemplaar werd weggesleept door een rat en nooit teruggevonden. Er is
dus, naar het mij toeschijnt, weinig twijfel of deze fraaie soort komt op
Celebes voor” , enz. Hi e r stelt hij dit als zeker. Met de verwante Australische
soort bedoelt hij waarschijnlijk Tricloglossus Cllorolepidotus, waarover
zie Pinsch, n , S. 847.
(7) Zie over Ploenicoplaus callirlynclus boven blz. 380 en 398. Dat
Eudynamis melanorhynclus de eenige vogel van zijn.geslacht me t zw a r t e n
bek is, spreekt Wallace zelf eenigermate tegen, als hij in zijne List
o f birds o f tie Sula islands dezelfde eigenaardigheid toeschnjft aan Eudynamis
fa c ia lis, die deze soort op de Soela-eilanden vertegenwoordigt.
(8) Vgl. over dezen vogel boven blz. 377.
(”) De Pranschman Pierre Beloni du Chaillu bereisde, op last en kosten
der Academy of Natural Sciences te Philadelphia, van 1855 tot 1859 de
landen van West-Africa die omstreeks den evenaar gelegen zijn. Het verhaal
zijner reizen verscheen te Londen in 1861 onder den titel: ‘ Explorations
and Adventures in Equatorial Africa.” De geloofwaardigheid van
du Chaillu is van verschillende zijden hevig bestreden, en ofschoon de latere
onderzoekingen van Reade en Burton Op hetzelfde gehied hem gedeeltelijk
in zijne eer hersteld hebben, is het onloochenbaar dat in zijn reisverhaal,
’t welk hij trouwens niet zelf heeñ geschreven, vele fabelachtige berichten
voorkomen, die op opgeraapte praatjes berusten. Als natuuronderzoeker
heeft hij echter veel Verdienste. Meropogon Bonap. of Pogonomerops Cab.
is, Volgens Carus en Gerstäcker, Handbuch der Zoölogie, I , 1, S. 240,