vruchten waren steeds naar den aard van het jaargetijde voor-
handen, en zijne sigaren waren gemaakt van tabak dien hijj
zelf bad gekweekt. Hij was zoo goed rnij elken morgen een
bamboe gevuld met buffelmelk te zenden; zij was zoo dik als
room, en moest om den gebeelen dag vloeibaar te blijven,met
water worden verdund. Zij mengt zieh wel met tbee en koffie,
ofschoon zij een eenigszins bijzonderen smaak beeft, maardien
men door gewoonte spoedig aangenaam leert vinden. Ook kon
ik zooveel zoete saguweer te drinken krijgen als ik ver-
langde, en de beer Mesman zond mij een stuk van elk
wild zwijn dat bij doodde, betwelk, gevoegdbij kippen, eieren,
de vogels die wij zelven seboten, en buffelvleescb omstreeks
eens in de veertien dagen, mij ne spijskast steeds naar behoo-
ren voorzien hield.
Op ieder stukje vlak land was het houtgewas weggeruimd
om het tot rijstveld in te richten, en op de lagere hellingen
van een groot deel der heuvelen werden tabak en groenten ge-
teeld. Die hellingen zijn meestal met kolossale rotsblokken be-
dekt, uiterst moeilijk om te beklauteren; en een deel der
beuvels zijn zoo steil, dat zij gebeel ongenaakbaar zijn. Deze
omstandigheden, met de buitengewone droogte verbonden, waren
niet günstig voor de bereiking van mijn oogmerk. Vogelen
waren scbaarsch, en ik schoot slechts enkele soorten die mij
nieuw waren. Insecten waren tamelijk overvloedig, maar zeer
ongelijk tusseben de klassen verdeeld. De kevers, doorgaans
zoo talrijk en belangwekkend, waren hier buitengewoon scbaarsch;
sommige familien ontbraken gebeel, en andere werden slechts
door zeer kleine soorten vertegenwoordigd. Aan den anderen
kant waren de vliegen en bijen zeer overvloedig en ving ik
van deze dagelijks nieuwe en merkwaardige soorten. Maar
vooral maakte ik jaebt op de vlinders, waarvan Celebes zoo-
vele zeldzame en fraaie species bevat. Ik vond er een aantal
die mij gebeel en al nieuw waren; maar gewoonlijk waren zij
zoo vlug en zoo schuw dat het meestal groote moeite kostte ze te
vangen. Schier de eenige gesebikte plaatsen daarvoor waren de
droge beddingen der stroomen in het bosch, waa'r op vochtigeplek-
ken nabij slijkerige poelen alle soorten van insecten te vinden wären.
In deze rotsige wouden houden zieh eenige der fraaiste vlinders
van de wereld op. Drie soorten van Ornithoptera, wier vlucht
zeven of acht duim meet, en die fraai met grootere of kleinere vlek-
ken satijnaehtig geel op een zwarten grond zijn geteekend,
zweven door de boschjes met Sterke, zeilende beweging. Op de
vochtige plaatsen vindt men geheele zwermen van de prächtige
met blauwe banden geteekende Papilio’s Miletus en Tele-
phus, van de schitterend goud-groene Papilio Macedon, van
de merkwaardige kleine met zwaluwstaarten prijkende Papilio
Rhesus „van welke allen, ofschoon zeer vlug, het mij gelukte
schoone reeksen van exemplaren te vaügen (3).
Zelden heb ik meer genoten dan gedurende mijn verblijf te
dezer plaatse. Terwijl ik des morgens te zes ure mijn koffie
nuttigde, zette zieh meermalen een zeldzame vogel op eenigen
boom in de nabijheid, zoodat ik op mijn pantoffels naar bui-
ten vloog, en soms het geluk had een buit mächtig te worden,
waarnaar ik weken lang te vergeefs had gezöcht. De groote
neushoornvogels van Celebes, Buceros cassidix, kwamen vaak
luid-klapwiekend aangevlogen en zetten zieh op een hoogen
boom juist tegenover mijne woning; en de zwarte bavianen,
Cynopithecus nigrescens, staarden dikwijls met verbazing neder
op deze inbreuk op hun gebied gemaakt; terwijl des nachts
geheele kudden wilde zwijnen rondom mijn huis zwierven,
allen afval verslonden en ons verplichtten alles wat eetbaar
en breekbaar was in onze kleine keuken weg te bergen (3). Dikwijls
leverde bij zonsopgang of zonsondergang een onderzoek van
weinige minuten op de omgevallen boomen rondom mijne woning
mij meer torren op dan ik kon vinden in een dag geheel aan het
verzamelen gewijd, en ledige oogenblikken, die in een dorp of