terwijl de verzameling van Amboineesche visschen bijna vol-
ledig was'.
Op den dAen Januari vertrok ik van Amboina naar Ternate;
maar twee jaren later, in October 1859, bezocht ik het eiland
op nieuw na mijn verblijf in Menado, en vertoefde ik eene
maand lang in de stad, in een klein huis dat ik gehuurd had,
ten einde eene groote en veelsoortige verzameling die ik uit
Noord-Celebes, Ternate en Gilolo had medegebracht, uit te
zoeken en in te pakken. Ik zag mij verplicht dit te Amboina te
doen, omdat, zoo ik langer te Menado vertoefd had, ik door
de regeling der stoombootdiensten twee maanden zou zijn op-
gehouden eer ik eerstgenoemde plaats bereiken kon. Toen ik
met het pakken gereed was, bracht ik mijn eerste bezoek aan
Ceram, maar teruggekeerd om mij tot een tweede, meer vol-
ledig onderzoek van dat eiland voor te bereiden, werd ik,
zeer tegen mijn zin, twee maanden lang opgehouden te Passo,
op de landengte die de beide deelen van het eiland Amboina
met elkander verbindt. Dit dorp ligt aan de oostzijde van den
pas, op een zandigen grond, en heeft een fraai uitzicht over
de zee, met het eiland Haroekoe in het verschiet. Aan de
andere zijde van de landengte, naar den kant der hoofdplaats,
is een riviertje dat door een ondiep kanaal is doorgetrokken
tot op dertig eilen afstands van het hoogwater-peil aan de
andere zijde. Over deze kleine tuSschenruimte, die zandig is
en slechts eene geringe verhevenheid heeft, kunnen alle kleine
booten en prauwen gemakkelijk worden heengesleept, zoodat
de kleine handel tusschen Ceram en de eilanden Saparoea en
Haroekoe grootendeels over Passo gaat. Het kanaal wordt
daarom niet geheel doorgetrokken, omdatelke springvloedjuist
zulk een zandbank zou opwerpen als nu bestaat (13).
Men had mij gezegd dat de fraaie vlinder Omithoptera Pri-
amus hier overvloedig was, zoowel als de raketstaartige ijsvogel
en de lori met geringden hals (M). Het bleek mij evenwel
dat de tijd voor eerstgenoemden voorbij was; en vogels van
alle soorten waren zeer schaarsch, ofschoon ik eenige weinige
goede, en daaronder ook een of twee van de bovengemelde
zeldzaamheden mächtig werd. Yeel genoegen gaf het mij hier
den fraaien langarmigen kever Euchirus longimanus aan te
treffen. Dit zonderlinge insect wordt zelden of nooit gevangen
behalve wanneer het komt om het sap van de suikerpalmen
te drinken, waarbij het door de inlanders betrapt wordt als
zij vroeg in den morgen de bamboeleden komen weghalen
die gedurende den nacht zijn gevuld. Een tijd lang werden
mij geregeld een of twee exemplaren daags gebracht, doorgaans
levend. Het zijn trage insecten, die zieh door middel van
hunne eindelooze voorpooten langzaam voortsleepen. Eene afbeelding
van deze en andere torren der Molukken zal men in
het 27ste hoofdstuk van dit werk aantreffen.
Ik werd te Passo opgehouden door een ontstoken huiduit-
slag, voortgebracht door de gedurige aanvallen van kleine mp ten
(acari) als hondenteken, waardoor de bosschen van Ceram
berucht zijn, en tevens door het gebrek aan goed voedsel dat
ik gedurende mijn verblijf op dat eiland had ondervonden.
Mijn lichaam werd grootendeels met kwaadaardige zweren
overdekt; zij vertoonden zieh op mijn oogen, wangen, okselen,
elbogen, rüg, dijen, knieen en enkels, zoodat ik noch zitten
noch gaan kon en groote moeite had om eene houding te
vinden waarin ik zonder pijn kon liggen. Deze zweren Melden
weken lang aan en als zij op eene plaats genezen waren, kwa-
ken zij op eene andere weder uit; door het gebruik van krachtig
voedsel en zeebaden werd ik er echter ten laatste van ont-
slagen.
Tegen het einde van Januari kwam Charles Allen, die mijn
helper was geweest op het Maleisch Schiereiland en Borneo,
weder bij mij, onder verbintenis om drie jaren te mijner be