510 AMBOINA.
boven den beganen grond verheven, en werd bereikt door
ruwe trappen, in het midden der verandah aangebracht. De
wanden en de vloer waren van bamboe, en zij bevatte een
tafel, twee bamboezen stoelen en een legerstede. Ik zette mp
hier spoedig op mijn gemak, en ging daarop aan het werk
om op het hont dat het laatst geveld was, insecten te jagen.
Het wemelde van fraaie Curculionieden, Longicornia en Bu-
prestieden, waarvan de meesten uitblonken door sierlijke vormen
of schitterende kleuren, en die meest allen nieuw voor
mij waren. Slechts een entomoloog kan heseffen met welk
genot ik op de takken en twijgen en schors der gevelde boomen,
in weerwil der feile zonnehitte, mijne jacht uren lang
voortzette, en telkens insecten meester werd die tot op dat
oogenblik in de Europeesche verzamelingen of niet of zeer
zelden gevonden werden.
In de lommerrijke boschpaden zag ik een aantal fraaie ka-
pellen, waaronder de schitterend blauwe Papilio Ulysses, een
der vorsten van zijn geslacht, wel het meest in het oog viel.
Ofschoon toen nog zoo zeldzaam in Europa, bleek mij die
vlinder op Amboina een zeer gewone te zijn; echter was het
niet gemakkelijk goede exemplaren te bekomen, daar bij de
meeste, nadat zij gevangen waren, de vleugels gescheurd of
geknakt bleken te zijn. Deze ylinder vliegt met een zwakke
golvende beweging en draagt voor den natuuronderzoeker in
zijne groote gestalte, zijne gestaarte vleugelen en zijne schitterende
kleur zijne herkomst uit de tropische landen duidelijk
ten toon.
Er is tusschen de torren van Amboina en die van Makasser
een merkwaardig verschil; laatstgenoemde zijn over het alge-
meen klein en onaanzienlijk, eerstgenoemde groot en schitterend.
Over het algemeen hebben hier de insecten de meeste
overeenkomst met die der Aroe-eilanden, maar toch behooren
zij bijna altijd tot andere soorten, en waar zij zeer nauw aan