bed, dat een kwartier opwaarts rotsig en steil begon te worden.
Hier ving ik de zeldzame en fraaie ridder-kapellen met
staarten Papilio Oenomaus en Papilio Liris, waarvan de man-
netjes geheel ongelijk aan elkander zijn en zelfs tot verschil-
lende secties van het geslacbt der Papilionieden bebooren, ter-
wijl de wijfjes zoozeer op elkander gelijken, dat zij in de
vlucht zelfs door een kenner, en in het kabinet, althans door
het ongeoefend oog, niet van elkander kunnen onderscbeiden
worden. Onderscheidene andere fraaie vlinders beloonden te
dezer plaatse mijne nasporingen; inzonderheid mag ik däar-
onder noemen de Cethosia Lesehenaultii, wier donkere purpe-
ren vleugelen op zoodanige wijze door een lederkleurigen rand
omzoomd zijn, dat zij op het eerste gezicbt op onzen inland-
schen Koningsmantel gelijkt, ofschoon deze tot een verschillend
geslacbt behoort. Het overvloedigst waren de witte en gele
vlinders (Pieridae); en ofschoon ik van de hier voorhanden
soorten eenige reeds op Lombok en te Koepang had aange-
troffen, waren andere geheel nieuw voor mij (5).
Yroeg in *Februari maakten wij toebereidselen om eene week
te vertoeven in een dorp, Baliba genaamd, dat op een afstand
van omstreeks vier palen en ter hoogte van 2000 voet in het
gebergte gelegen is. Wij laadden onze bagage en een voor-
raad van alle benoodigdheden op pakpaarden, en ofschoon de
afstand op den weg dien wij volgden, hoogstens zes of zeven
palen bedroeg, waren wij een halven dag onderweg. De wegen
waren niets meer dan sporen, die soms längs steile rotstrappen
naar boven slingerden, soms smalle gleuven vormdendoor
de hoeven der paarden uitgehold, zoodat het noodzakelijk was
dat wij onze beenen tot aan den hals der paarden optrokken,
wilden wij het gevaar vermijden dat zij verpletterd werden. Op
sommige van deze plaatsen moest de bagage worden afgeladen,
op andere werd zij afgeworpen. Soms was de rijzing of daling
zoo steil, dat het gemakkelijker was te gaan, dan ons aan den
rüg onzer paarden vast te klampen; en dus gingen wij open
neder over kale heuvels, wier oppervlakte met kleine pikkels
bedekt was en bezaaid met eene menigte Eucalypti, wier aan-
blik mij meer deed denken aan hetgeen ik van de binnenlanden
van Australie had gelezen, dan aan den Indischen
Archipel (6).
Het dorp bestond uit slechts drie huizen, met läge wanden
eenige voeten boven den grond op palen opgericht, en met
zeer hooge met gras gedekte daken, die tot op twee of drie voet
van den grond afhingen. Een huis dat nog onvoltooid en aan
de achterzijde gedeeltelijk open was, werd ons tot verblijfplaats
afgestaan, en wij sloegen daarin een tafel, eenige banken en
een scherm op, terwijl het binnenste gedeelte werd afgeschoten
om ons als slaapvertrek te dienen. Wij hadden vanhier een
prächtig uitzicht op Delli en de zee daarachter. Het land in
den omtrek was golvend en open, hehalve in eenige kloven,
die plekken bosch vertoonden, dat, volgens de verzekering
van den heer Geach, die het gansche oostelijke gedeelte van
Timor doorreisd had, het weelderigste was dat hij nogergens
op het eiland gezien had. Ik had eenige hoop dat ik hier een
goeden oogst van insecten zou vinden, rnaar werd in mijne
verwachting te leur gesteld, misschien wel ten gevolge der
vochtigheid van het klimaat; want eerst als de zon tamelijk
hoog stond, klaarden de nevelen op, en omstreeks den mid-
dag werd het landschap doorgaans weder in wolken gehuld,
zoodat wij ons zelden langer dan een paar uren in een nog
altijd grilligen zonneschijn konden verheugen. Wij zöchten in
alle richtingen naar vogels en ander wild, maar zij waren
niterst schaarsch. Op onzen weg herwaarts had ik de fraaie
witkoppige duif Ptilonopus cinctus geschoten en het aardige
papegaaitje Trichoglossus Euteles. Yan dit laatste kreeg iknog
: eenige exemplaren die op de bloesems van de Eucalypti aas-
den, gelijk ook van de verwante soort Trichoglossus Iris en