(19) Zie over het geslacht Tachyris bl. 398, noot 7. P. Demotion
Cram, is meer .bekcnd ondcr den naam van P. Cresphontes Fabr., en
P . Giffon werd vroeger slechts als eene verscheidenheid van deze soort
aangemerkt. Zie Boisduval, “Spec. Général”, p. 220, 221. Wallace heeft
P. Gigon als eene bijzonderc soort bescbreven en afgebeeld in zijne vcr-
handeling oyer de Papiljonieden in Deel XXV (1866) der “Transactions of
the Linnean Society,” p. 59. Over P. Miletus werd reeds gesproken
biz. 405 en 4.17, noot 2. Deze vlinder zou met evenveel recht voor een
verscheidenheid van Sarpedon knnnen gehouden worden. Zie Wallace, t.
a. p ., p. 65.
(20) Vgl. over de plaatsing der hier genoemde niet alien even bekende
geslachten Carus und Gerstäeker, “Handbuch der Zoölogie”, I , S. 238 (Ceyx
Lacep. onder Halcyoninae) , 284 (Criniger Temm. onder Brachypodinae),
288 (Rhipidura Vig. -'en Horsf onder Myiagrinae), 296 (Calornis Gray
onder Lamprotornithinae), 272 (Erythrura Sws. onder Spermestinae).
C ) Het geslacht Lomaptera, geereëerd door Gory, behoort volgens de
classificatie van Carus en Gerstäeker, “Handbuch” , n , S-. 120, tot de
groep Melitopkila Latr. (Cetoniariae) en is nauw verwant met het geslacht
Gymnetis.
(22) Philip Lutley Sclater, Secretaris der Zoölogical Society of London,
en schrijver van een groot aantal hijdragen tot de “Proceedings” door dat
genootschap uitgegeven.
(23) Met alles wat in dit hoofdstuk gezegd wordt over de geheel eigen-
aardige plaats die Celebes ten opzichte van de geographische verhreiding
der dieren inneemt, verdient nog vergeleken te worden wat Wallace daar-
omtrent mededeelt in Zoöl . Geogr . , blz. 169 w . , en P a p i l . , blz. 272.
Wat in laatstgemeld stuk gezegd is kan men veel meer in bijzonderheden
uitgewerkt terugvinden in de verhandeling “On the phenomena o f variation
and geographical distribution as illustrated by the Papilionidae o f the
Malayan region” , in deel XXV der “Transactions of the Linnean Society”
, p. 16.
NEGENTIENDE HOOFDSTUK,
BANDA.
(December 1857, Mei 1859, April 1861.)
De Nederlandsehe mail-boot waarmede ik van Makasser naar
Banda en Amboina stoomde, was een ruim en welingericht
vaartuig, ofschoon bet ook bij bet fraaiste weder niet meer
dan zes (Eng.) mijlen in het uur aflegde. Daar er buiten mij
slecbts drie passagiers waren, hadden wij plaats inovervloed,
zoodat ik dezen tocht meer dan eenigen vroegeren van dien
aard kon genieten. De inrichting is eenigermate versckillend
van die aan boord der Engelsche en Indische stoombooten.
Er zijn geene bedienden voor de hatten, daar iedere passagier
die eene hut huurt, zonder uitzondering zijn eigen bediendebij
zieh heeft, zoodat de hofmeesters hunne zorgen tot de groote
kajuit en het spijs-departement kunnen beperken. Te zes ure
in den morgen wordt een kop thee of koffie geschonken, voor
ieder die daarnaar trek heeft. Te zeven ure wordt een licht
ontbijt van thee, eieren, sardines enz. genuttigd. Te tien ure
worden madera, jenever en bitter op het dek gebracht, om
den eetlust op te wekken voor het stevig ontbijt, dat te elf