gematigde luchtstreek, toch vogelen en zoogdieren voortbrengt
die ten nauwste verwant zijn met die, welke de heete en
vochtige bosschen bewonen die overal de vlakten en bergen
van Meuw-Guinea bedekken.
Ten einde een duidelijker begrip te geven van de middelen
waardoor ik vooronderstel dat dit groote contrast zal zijn te
weeg gebracht, willen wij overwegen wat zou plaats grijpen,
indien twee sterk van elkander verschillende deelen der aarde,
door natuurlijke middelen, in even nauwe aanraking werden
gebracht. Geene twee deelen der aarde verschillen zoo geheel
en al van elkander in voortbrengselen als Azie en Australie;
maar het verschil tusschen Afrika en Zuid-Amerika is ook zeer
groot, en die beide gewesten zijn zeer geschikt om tot ophel-
dering te strekken van het vraagstnk waarmede wij ons bezig
houden. Aan de eene zijde hebben wij bavianen, leeuwen,
olifanten, buifels en giraffes, aan de andere zijde de platyr-
rhinen (21), koegoears, tapirs, miereneters en luiaards; terwijl
onder de vogelen de neushoornvogels, toerakoes,. oriolen en
honigznigers niet minder sterk met de toekans, makao’s, ko-
tinga’s en kolibri’s van Amerika contrasteeren.
Laat ons nu pogen ons voor te stellen (wat in volgende
eeuwen waarschijnlijk gebeuren zal), dat eene langzame op-
heifing plaats heeft van de bedding des Atlantischen Oceaans,
terwijl te gelijker tijd schokken van aardbeving-en vulcanische
werkingen op het land aanleiding geven, dat de rivieren toe-
nemende massa’s van bezinkende stoffen afvoeren, met dit ge-
volg dat de beide vastelanden door de vorming van nieuw
land zieh gedurig uitbreiden, en derhalve de Atlantische Oce-
aan, die ze nu scheidt, tot een zeearm ter breedte vaneenige
honderden mijlen inkrimpt. Wij mögen ons verder voorstellen,
dat zieh ter zelfder tijd in de tusschenruimte eilanden zullen
verheffen, en dat, naarmate de onderaardsche krachten in in-
tensiteit verschillen en de punten harer grootste werking van
plaats veränderen, deze eilanden nu eens met het land aan
de ¿¿ne of aan de andere zijde der straat verbonden, dan weder
daarvan gescheiden zullen zijn. In het ¿¿ne tijdperk zullen
onderscheidene eilanden met elkander vereenigd, in het andere
zullen zij weder vaneengescheurd zijn, totdat wij ten laatste, na
vele eeuwen van zoodanige onophoudelijke werkzaamheid, een
onregelmatigen Archipel van eilanden zullen vinden, die het
kanaal zullen opvullen dat van den Atlantischen Oceaan was
overgebleven. In het voorkomen en de verdeeling in groepen
van deze eilanden zullen wij niets aantreffen dat ons in Staat
stelt om uit te maken, welke oorspronkelijk met Afrika, welke
met Amerika verbonden zijn geweest. Maar de planten en dieren
die deze eilanden bewonen, zullen ons dit gedeelte hunner
vroegere geschiedenis ongetwijfeld openbaren. Op die eilanden
die eenmaal een deel van het Zuid-Amerikaansche vasteland
hebben uitgemaakt, kunnen wij zeker zijn, dat wij zulke ge-
wone vogels als kotinga’s en toekans en kolibri’s, en tevens
eenige der aan Amerika eigen zoogdieren zullen aantreffen;
terwijl op die, welke van Afrika zijn afgescheiden, even zeker
neushoornvogels, oriolen en honigzuigers zullen gevonden worden.
Eenig deel van het opgestuwde land zal ook- op verschillende
tijden eene tijdelijke verbindtenis met beide vastelanden
kunnen gehad hebben, en zal dan in de levende wezens die
het bewonen, een zeker bedrag van vermenging vertoonen,
zooals wij die in Insulinde op Celebes en de Philippinen aantreffen.
Daarentegen zullen andere eilanden, ofschoon even dicht
bij elkander gelegen als daar Bali en Lombok, de voortbrengselen
der beide vastelanden, waarvan zij middellijk of onmid-
dellijk een deel hebben uitgemaakt, in schier onvermengde
zuiverheid vertoonen.
In den Archipel vinden wij, naar het mij toeschijnt, een
geval dat bij na geheel overeenkomt met hetgeen ik hier heb
voorondersteld. Wij hebben aanduidingen van het vroeger be