CELEBESM
a ro s e n om s tre k e n .
(Juli tot November, 1857.)
Ik bereikte Makassev op nieuw den llden Juli 1857 en be-
trok weder mijn oud kwartier te Mamadjam, om daar uit te
zoeken, te schikken, scboon te maken en in te pakken wat
ik op de Aroe-eilanden bijeengebracht had. Dit hield mij een
maand bezig, en nadat ik mijne verzameling naar Singapore
had verscheept, mijne geweren had laten nazien, en een nieuw
geweer benevens een voorraad spelden, rattenkruit en andere
benoodigdbeden van den verzamelaar uit Engeland ontvangen
had, begon ik naar nieuw werk te verlangen, en had dus te
overwegen waar ik mijn tijd tot aan het eind van bet jaar
zou doorbrengen. Ik had Makasser zeven maanden te voren
verlaten als een moeras, waarin de ploeg door het water werd
gedreven om den akker voor het zaaien van de rijst te berei-
den. De regens hadden vijf mhanden lang geduurd; maar nu
was de rijst weder overal gesneden en was het land, even
als toen ik er het eerst aankwam, gelieel met dorre en besto-
ven stoppeis bedekt.
Na langdurige overweging besloot ik het district Maros te be-
zoeken, dat omstreeks dertig palen ten Noorden van Makasser
ligt, te meer daar de heer Jakob Mesman, een daar wonende
•broeder van mijn bovengemelden vriend, mij welwillend huis-
vesting en alle mogelijke hulp had aangeboden, wanneer ik
lust mocht gevoelen hem te komen bezoeken. Ik vroeg en
verkreeg dus een pas van den Gouverneur, huurde eene boot
en ging op zekeren avond naar Maros op weg. Mijn jongen
Ali leed zoozeer aan koorts, dat ik genoodzaakt was hem onder
de behandeling van mijn vriend, den Duitschen geneesheer,
in het hospitaal achter te laten. Ik had mij nu te behelpen
met twee nieuwe bedienden, geheel onervaren in de eigenaar-
dige taak die zij bij mij te vervullen hadden. Wij voeren längs
de kust gedurende den nacht, kwamen bij het aanbreken van
den dag de rivier van Maros binnen,"'en bereikten het dorp
des namiddags te drie ure. Onmiddellijk vervoegde ik mij bij
den Adsistent-resident en verzocht om tien man om mijne ba-
gage te dragen, en om een paard voor mij zelven. Men beloofde
mij. dat op alles nog dien avond orde zou gesteld worden,
zoodat ik den volgenden morgen kon vertrekken zoo vroeg ik
verlangde. Na een kop thee genuttigd te hebben nam ik af-
scheid en sliep in de boot. Sommige der. koeli’s kwamen des
nachts zooals beloofd was, maar andere kwamen eerst in den
morgen. Het vorderde eenigen tijd eer mijne bagage behoorlijk
onder hen verdeeld was, daar allen hun best deden om de
zware doozen van zieh af te schuiven, en naar het een of ander
licht artikel grepen, waar zij mede voortliepen, totdat zij
bevel kregen om terug te keeren en te wachten totdat ieder
zijn rechtmatig aandeel had ontvangen. Eindelijk omstreeks
acht ure was alles gereed en werd onze tocht naar de hoeve
van den heer Mesman aangevangen.
Het land vertoonde zieh aanvankelijk als een eenvormige
vlakte van door de zon versehroeide rijstgronden, maar op den
26