heerlijk klimaat en zulk een vruchtbaren grond, het levens-
onderhoud is er zoo goedkoop en leven en eigendom zijn er
zoo veilig, dat een groot aantal Europeanen, die aan ’s Gouvernements
dienst zijn verbonden geweest, zieh hier blijvend
nederzetten in plaats van naar Europa terug te keeren. Zij
zijn overal over de meer toegankelijke gedeelten van het
eiland verspreid, en brengen veel.toe tot de trapsgewijze ont-
wikkeling der inlandsche bevolking en tot de handhaving van
vrede en voorspoed in het gansche land.
Twintig palen voorbij Buitenzorg loopt de weg over den
berg Megamendong op eene hoogte van 4,500 voet. De streek
is hier een prächtig bergland, dat nog een groot deel der
maagdelijke bosschen bewaard heeft, afgewisseld door eenige
der oudste koflietuinen van Java, waarin de heesters bijna de
afmetingen. van woudboomen erlangd hebben (31). Omstreeks
500 voet beneden het hoogste punt van den pas ligt de hut
van een wegopziener, waarvan ik de helft voor een 14dagen
afhuurde, daar de streek mij veelbelovend toescheen voor het
maken van verzamelingen. Ik bevond schier dadelijk dat de
voortbrengselen van West-Java in eene opmerkelijke mate ver-
schillend zijn van die van het oostelijk deel des eilands, en
dat al de bijzonder inerkwaardige en karakteristieke vogelen
en insecten van Java hier te vinden waren. Reeds op den
eersten dag schoten mij ne jagers voor mij den sierlijken geel
en groen gekleurden trogon (Harpactes Reinwardti), den prächtigen
kleinen meniekleurigen vliegenvanger (Pericrocotus minia-
tus), die, als hij tusschen de struiken fladdert, op eene schitte-
rende vlam gelijkt, en den zeldzamen en merkwaardigen zwart
en karmijn gekleurden wielewaal (Analcipus sanguinolentus),
allen soorten die alleen op Java voorkomen en zelfs tot het wes-
telijk deel van dit eiland beperkt schijnen (3!). In eene week
verkreeg ik niet minder dan 24 soorten van vogels die ik
in het oostelijk deel van het eiland niet gevonden had, en in
14 dagen groeide dit getal aan tot 40 species, meest allen
aan de Fauna van Java bijzonder eigen. Groote en schoone
vlinders waren ook tamelijk overvloedig. In donkere ravijnen
en nu en dan längs de wegen ving ik den schoonen Papilio
Arjuna, wiens vleugelen met goudgroen stof bepoederd schijnen,
gedeeltelijk tot banden en maanvormige vlekjes samen-
gepakt; terwijl de sierlijk gevormde Papilio Coön somtijds
Charaxes Kadenii.
langzaam over schaduwrijke paden fladderde. Op zekeren dag
bracht een knaap mij eene kapel tusschen de vingers, volko-
men onbeschadigd. Hij had haar gevangen terwijl zij met toe-
geklapte vleugelen het vocht zat op te zuigen van eene modderige
piek bij den weg. Dit is de gewoonte van vele der
schoonste tropische vlinders, en doorgaans zijn zij daarbij zoo
geheel in hun maaltijd verdiept, dat men ze gemakkelijk kan