laar” verschuldigd zijn, en die allengs het burgerrecht bij ons erlangt. Om
het gebruik van dezen schoonen naam te bevorderen, heb ik dien ook voor
den titel van dit werk gekozen en zal ik dien in het vervolg dikwijls ge-
bruiken.
('■') De Indische Archipel, zooals hij door Wallace bepaald wordt, strekt
zieh ongeveer uit van 93° tot 162° 0. L. van Greenwich en van 19’ N. B.
tot 11° Z. B. De lengte is niet ten volle 70 graden van den Evenaar,
de hreedte hedraagt 30 graden. Berekend naar Engelsche zeemijlen van 60
op een graad, verkrijgt men werkelijk ruim 4000 mijlen voor de lengte,
.en, zooals ik heb laten drukken, 1800 voor de breedte. In het oorspron-
kelijk staat voor dit laatste cijfer 1300, vermoedelijk door een drukfout.
(3) Wat Wallace hier zegt is eene körte herhaling van hetgeen hij uit-
voeriger heeft uiteengezet, Phys . Geo gr. , bl. 4 en 5. Beeds bij de verta-
ling daarvan maakte ik de opmerking, dat de onjuistheid zijner opgaven
omirent de grootte der eilanden bevreemdend i s , daar Sumatra grooter is
dan Groot-Brittanje en Ierland te zamen, Celebes zieh bijna met Groot-
Brittanje alleen laat vergelijken, Luzon en Java den omvang van Ierland
aanmerkelijk overtreffen, en zelfs Mindanao, dat hij onder de eilanden
begrijpt die omstreeks van de grootte van Jamaica zijn, voor Ierland niet
onderdoet. ’t Is waar dat, bij gemis aan nauwkeurige opmetingen, de"opgaven
omtrent de grootte der eilanden van den Archipel niet geheel te ver-
trouwen zijn. Ik geloof echter dat wij op dit punt aan Melvill van Cam-
bée en andere Nederlandsche geögraphen meer gezag dan aan onzen schrijver
mögen toekennen. In de volgende tabel zijn de opgaven omtrent de grootte
der eilanden van Insulinde grootendeels aan de Hollanders “Handleiding
tot de beoefening der Land- en Yolkenkunde van Ned, Indië,” die omtrent
de daarmede vergeleken landen aan van Heusden’s “Handleiding tot
de Aardrijkskunde” ontleend. Al de opgaven zijn in □ geogr. mijlen.
Borneo . . . . 12962. Duitschland . 11500.
Nieuw-Guinea . . . 11000 0 . Spaansch Schiereiland 10107.
Sumatra . . . 7828. Frankrijk . . . . 9748.
Celebes . . . . . 3294. Groot-Brittanje / . 3948.
Luzon . . . . . . 2500 (?). C u b a ....................... 2310.
Java . . . . . . 2313. Ierland. : . . . 1531.
Mindanao. . . 1700 (?).' Nederlanden . . . 594.
Timor. . . . . . 613. Eiland Sardinia I „ . 436.
Nieuw-Brittanje. . . 450 (?). Jamaica . . . . . 301.
Ceram. . . . . . 346.
Halmaheira . . . . 313.
Flores............................. 300 (?).
Banka............................. 223.
Soembawa....................... 222.
Nieuw-Ierland . . . 210 (?).
Boeroe. . . . . . 165.
0 Wallace noemt deze, in navolging van Earl, Crawfnrd en andere
Engelsche schrijvers, “ the Serwatty Islands,” een naam die bij onZe schrij-
vers geheel onbekend is. Is de naam van Sermatta, een van deze eilanden,
onder dezen verminkten vorm tot de geheele groep uitgebreid, of is wellicht
Serwatty eene verbastering van Zuidwester?
(5) Wallace noemt dit eiland Gilolo, zooals ook dikwijls bij Ned. schrijvers
voorkomt. Intusschen is Gilolo of Djilolo (eigenlijk Dja'ilolo) slechts
de naam van een district op de Westkust van het eiland en niet van het
geheele eiland. Ik zal dus ook in het vervolg overal waar het geheele
eiland bedoeld wordt, steeds Halmaheira schrijven.
('') Over de bekende uitbarstingen van den Pepandajan en den Tambora
behoef ik niets meer te zeggen; maar wat de heer Wallace omtrent den berg
van Makjan mededeelt, vordert eenige aanvulling. De uitbarsting van 1646
wordt beschreven door. Yalentijn, I , 2, bl. 90. Hij zegt dat de breede kloof
die zich daarbij in den berg gevormd had, bij den naam van “ de wagen-
sporen van Makjan” bekend was. Ná Valentijn hebben zich onze schrijvers
omtrent Makjan weinig bekommerd. Het schijnt echter zeker dat in 1760
of 1761 eene tweede eruptie plaats had, die aan Wallace (evenals ook aan
Junghuhn; zie zijn “Java,” H , bl. 1285) geheel onbekend is gebleven.
Beinwardt, “Beize,” bl. 476 , gewaagt er van in deze woorden:: “Wij kwamen
vervolgens tegenover Makjan, een zeer hoogen vulcaan, die verleden jaar (1819)
nog hevig heeft gebrand en door zijne uitbarstingen, vooral in Aprill761 ,
wanneer er 2000 inwoners bij zijn omgekomen, groote verwoesting aangericht
heeft.” In eene aanteekening op die plaats zegt de uitgever van het reisver-
haal, Prof. Pijnappel: “In schriftelijke aanteekeningen in mijn bezit vind ik het
jaartal 1760 voor die uitbarsting opgegeven,. met vermelding vaneengelijk
aantal van daarbjj omgekomenen, en de bijzonderheid dat het eiland daama