gewone type der wilde bevolking van de omliggende landen
nabijkomen.
Niet minder karakteristiek zijn hunne intellectueele en mo-
reele eigenaardigheden. Zij zijn Stil en zacht van aard, onder -
worpen aan het gezag van ben die zij als hunne meerderen
beschouwen, en laten zieh gemakkelijk overhalen om de ge-
woonten van beschaafde natien aan te leeren en aan te nemen.
Zij zijn zeer geschikt voor allerlei handwerken, en schijnen
vatbaar voor eene aanmerkelijke mate van geestbeschaving.
Het is nog slechts zeer körten tijd geleden dat deze lieden
echte wilden waren, en er leven te Menado nog personen die
zieh hier een Staat van zaken herinneren, geheel overeenko-
mende met dien welken de schrijvers der zestiende en zeven-
tiende eenw beschrijven. De bewoners der verschillende dorpen
bestonden uit afzonderlijke stammen, ieder onder hun eigen
opperhoofd, talen sprekende die voor hunne naaste buren on-
verstaanbaar waren, en bijna altijd met elkander in oorlog.
Zij bouwden hunne huizen op hooge palen, ten einde zieh
tegen de aanvallen hunner vijanden te verdedigen. Zij waren
koppensnellers even als de Dajaks op Borneo, en, naar men
wil, onder sommige omstandigheden menscheneters. Als een
opperhoofd stierf werd zijn graf versierd met twee versehe
menschenhoofden, en indien men die niet kon veroveren op
zij ne vijanden, werden slaven tot dat einde gedood. Menschen-
schedels waren het voornaamste sieraad van de huizen der
hoofden. Reepen van boomschors waren de eenige kleeding.
Het land bestond uit onbegaanbare wildernissen, waarin het
voor ’t overige onafgebroken woud slechts door kleine met
rijst en groenten beplante plekken en door groepjes van vrucht-
boomen was afgewisseld. Hunne godsdienstige begrippen waren
die, welke de beschouwing van de grootsche natuurverschijn-
selen en den weelderigen plantengroei der tropische gewesten
natuurlijk in den geest van den onbeschaafden mensch doet
oprijzen. De brandende berg, de stroom en het meer waren
de verblijfplaatsen hunner godheden; en aan zekere boomen
en vogels werd een bijzondere invloed op de daden en het
lot der menschen toegeschreven. Wilde, opwindende feesten
werden gevierd om de gunst dezer goden of geesten te ver-
werven, en algemeen was het geloof dat de menschen door
hen, hetzij bi} hun leven of na hun dood, in dieren konden
veranderd worden (*).
Dit is ongetwijfeld een tafereel van het echte leven van
wilden; van kleine op zieh zelve staande gemeenten in oorlog
met allen die hen omringen, onderworpen aan al de ontbe-
ringen enteilenden van zulk een toestand, een onzeker bestaan
vindende (in hetgeen de welige bodem van zelf oplevert, en
van gdsiacht tot geslacht voortlevende, zonder verlangen naar
materieele lotsverbetering of vooruitzicht op zedelijke ontwik-
keling.
Zoodanig was hier de toestand tot het jaar 1822, toen de
koffieheester het eerst werd ingevoerd, en met de teelt daar-
Yan proeven werden genomen (2), Het bleek dat zij uitmuntend
slaagde op eene hoogte van vijftienhonderd tot vierduizend voet
boven de zee. De dorpshoofden werden genoopt de cultuur te onder-
nemen. Zaden en met de teelt vertrouwde inlanders werden van
Java overgezonden; aan de arbeiders die zieh met het opruimen der
bosschen en het planten bezig Melden, werd voedsel verschaft; een
vaste prijs werd bepaald, te voldoen voor al de koffie die aan
de Gouvernements-pakhuismeesters zou geleverd worden, en de
dorpshoofden, wien nu de titel van “Majoor” werd toegekend (»),
zouden vijf percent van de opbrengst ontvangen. Na eenigen tijd
werden wegen aangelegd die van de haven van Menado opwaarts
naar het plateau voerden, en kleinere paden gebaand om de
dorpen met elkander te verbinden; zendelingen vestigden zieh
M de meer volkrijke districten en openden scholen (4) , en Chi-
neesche handelaars drongen door in het binnenland en voorza