elkander verwant zijn, munten de soorten van Amboina door
grootere gestalte en prächtiger kleurendos uit. Men zou hieruit
kunnen opmaken dat zij, oost- en westwaarts naar een minder
günstig terrein en klimaat overgaande, tot minder aanzienlijke
vormen ontaard waren.
Des avonds zat ik doorgaans in mijn verandah te lezen,
gereed om de insecten te vangen die doör het licht mochten
Worden aangetrokken. Op zekeren avond, omstreeks negen ure,
hoorde ik bovendien een zonderling ritselend geluid, alsofeenig
zwaar dier laugzaam over het dak kroop. Het geluid hield
spoedig op, en zonder er verder aan te denken, begaf ik mij
spoedig daarna te bed. Den volgenden dag had ik mij, ver-
moeid van mijn dagwerk, kort voor het middagmaal met een
boek in de hand op mijn legerstede uitgestrekt, toen ik , naar
boven ziende, een massa van een zeker iets in het oog kreeg
dat ik nog niet bespeurd had. Toen ik het met meer opmerk-
zaamheid gadesloeg, bemerkte ik zwarte en gele vlekken,die
mij op het denkbeeid brachten dat het een schildpadschaal
was, die men daar tusschen de vorst en het dak had wegge-
stopt. Maar als ik voortging er naar te Staren, loste die massa
zieh plotseling op in een groote slang, dicht opgerold in een
soort van knoop, en wier kop en flikkerende oogen ik juist
in het midden van de rol kon ontwaren. Het geraas van den
vorigen avond was mij nu duidelijk. Een python was tegen
een der stijlen van het huis opgeklommen, en was onder de
atap gekropen, niet meer dan een el boven mijn hoofd, waar
hij zieh een gemakkelijk plaatsje had uitgekozen, — en juist
onder hem had ik den ganschen nacht gerust geslapen.
Ik riep nu mijne beide jongens, die beneden bezig waren
met vogels te onthuiden, en zeide hun dat zieh een groote
slang in het dak had genesteld; maar zoodra ik hun die ge-
toond had, ijlden zij het huis uit en drongen mij om het da-
delijk te verlaten. Ziende dat zij te bevreesd waren om eeni