ons mögen dankbaar zijn, dat de heer Wallace door zijn werk heeft bijge-
dragen, om in vreemde landen een günstiger meening omtrent ons koloniaal
beheer te verbreiden; maar wij moeten ons wachten van ons te
verhelfen op een lof die zieh grootendeels slechts nit de onvolkomenheid
zijner kennis laat verklären.
(2) In het XVIIe hoofdstuk geeffc Wallace eene schets van de Minahasa,
die hem, zooals ons daar blijken za!, gelegenheid gaf de goede zijde van
het Nederlandsch bestuur nog sterker dan bij Java te doen nitkomen.
(3) De residentiën van Java zijn verdeeld in afdeelingen, waarvan ééne
onder het onmiddellijk bestuur van den Besident staat, de overige onder
Adsistent-residenten. Het gewest onder het bestuur van een Begent heet
regentschap. In den regel komen de afdeelingen en regentschappen met
elkander overeen. In eenige weinige gevallen omvat eene afdeeling twee
regentschappen, en in enkele andere is een groot regentschap in twee of
drie afdeelingen verdeeld. Ieder regentschap is gesplitst in districten, aan
welker hoofd een inlandsch ambtenaar staat met den titel van Wedono of
Demang. De districten zijn verder verdeeld in onder-districten, welker
hoofden in de verschiffende deelen des eilands zeer verschiffende titels
dragen. Op deze volgen de dorpshoofden. Maar bovendien staat elken dezer
hoofden een staf van mindere inlandsche ambtenaren ter zijde. Voor kleine
zaken, uitsluitend inlanders betreffende, bestaan in de districten, voor
eenigszins belangrijkere in de regentschappen, gerechtshoven uitsluitend
uit inlandsche hoofden samengësteld.
(1) De Contrôleurs op Java (wier functiön zeer van die der Contrôleurs,
op de Buitenbezittingen verschiffen) worden “Contrôleurs van de landelijke
inkomsten en cultures” genoemd. Er ■zijn, yolgens de jongste regeling, op
Java in het geheel 100 Contrôleurs, 40 der eerste en 60 der tweede
klasse, waarbij nog komen de Ambtenaars ter beschikking bij de landelijke
inkomsten en cultures, die later tot Contrôleur opklimmen. Het aantal
Contrôleurs en Ambtenaren ter beschikking is veel grooter dan dat der
afdeelingen, waaruit blijkt dat dikwijls meer dan één ambtenaar voor de
controle in ééne afdeeling werkzaam is. De taak dezer ambtenaren is zeer
nitgebreid en kan niet in weinige woorden worden samengevat. De verschiffende
voorschriften daaromtrent vroeger en later gegeven, zijn samengevat
in eene proef-instructie, in 1855 aan de hoofden van gewestelijk
bestuur op Java aangeboden, en publiek gemaakt in het “Bijblad op het
Staatsblad, n°. 1Ô67.” Die proef-instructie werd in werking gebracht om
later in overweging te nemen welke wijzigingen of aanvullingen zij zou
behoeven. Zij is echter tot heden van kracht, zonder ooit, gewijzigd of
ongewijzigd, deflnitief gearresteerd te zijn. In die proef-instructie wordt
van het nagaan der handelingen van de inlandsche gerechtshoven niet op-
zettelijk gesproken ; alleen zegt art. 6 : “de Contrôleurs moeten zooveel
mogelijk waken, dat niemand, i wie hij ook zij, zieh knevelarijen, geldaf-
persingen, mishandelingen of andere willekeurige handelingen ten aanzien
der inlandsche bevolking veroorlove. Wanneer hun zulke handelingen worden
aangegeven, zijn zij verplicht daaromtrent onverwijld bericht te doen.”
Voor ’t overige is die werkkring veel uitgebreider dan door Wallace wordt
opgegeven, die alleen van de Gouvernements-cultures, en niet van de cultures
der inlanders, de landelijke inkomsten en velerlei andere zaken gewag
maakt. Art. 23 der proef-instructie telt de voorwerpen van de bemoeiing der
Contrôleurs in dezer voege op: a. de rijstcultuur, de daarmede in verband
,staande waterwerken en andere inlandsche cultures; h. de landelijke inkomsten,
als: 1° ongebouwde eigendommen, 2e gebouwde eigendommen,
3° belasting op het bedrijf of de neringen, 4° belasting op de tuinen, 5g
belasting op de nipabosschen, 6 ’ belasting op de vischvijvers ; c. de teelt
en bereiding van alle voor de Europeesche markt geschikte producten;
d. de bosschen ; e. de veeteelt in het algemeen ; f. de vaccine ; g. de bewaking
van de regeling der lieerediensten. Wie het gewichtig ambt van
den Contrôleur nader wil leeren kennen, raadplege inzonderheid de vol-
gende geschriften : “ de Ambtenaar bij het binnenlandsch bestuur in Oost-
Indie” , door Bartholo, ’s Gravenh. 1861, en “Wenken en raadgevingen
voor jeugdige Ambtenaren in Ned. 0. I .” , Amsterdam, 1857.
(') Deze geheele redeneering schijnt hier misplaatst. Zij laat zieh alleen
verklären, wanneer wij bedenken dat Wallace het geheele Nederland-
sche stelsel v, n verplichten arbeid eigenlijk meer in de Minahasa dan
op Java heeft leeren kennen. De Javanen zijn geen wilden en hadden,
door den beschavenden invloed der Hindoe-kolonisten, lang opgehouden dit
te zijn, toen Java het, eerst door de Europeanen bezocht werd. Talrijk
zijn de voorbeelden die bewijzen dat de Javaan niet onverschillig is voor
verbetering van zijn lot, dat hij gaarne goed gekleed is en goed gevoed
wordt, dat hij voor goed loon gewillig arbeidt. De Europeesche planter
heeft op Java “met“ noodig den inlander door het aanbod van sterken drank,