mijne wandelingen eene «aangename afwisseling te brengen.
De dorpen der Maleiers van Sumatra zijn nog al eigenaardig
en zeer schilderachtig van voorkomen. Eene ruinate van eenige
bunders is ingesloten door een hooge omheining, en daarbinnen
zijn de buizen dicht gezaaid, zonder dat eenig streven naar
regelmatigheid is te bespeuren. Tusschen deze groeit eene menigte
hooge kokosboomen, terwijl de grond, aanhoudend door zoo-
vele voeten geschuurd, glad en kaal is. De huizen staan om-
trent zes voet hoog op palen. De beste zijn geheel van planken
Wuniug en lijs ts c h u u r van een durpslioofd op Sum a tra .
gebouwd, de andere van bamboe. Eerstgenoemde zijn altijd
meer of min met snijwerk versierd en hebben hooge en spitse,
ver over de. wanden af hangende da ken. De geveltoppen en al
de voornaamste posten en balken prijken somtijds met zeer
smaakvol snijwerk, wat trouwens nog meer bet geval is in
het verder noordwestwaarts gelegen landscbap Menangkabau (7).
De vloer is van gespleten bamboe gemaakt en trilt u onder
de voeten ; en men vindt er geen spoor van wat wij ameublement
zouden. noemen. Er zijn noch banken, noch stoelen, noch
tabouretten ; de bewoners zitten of liggen slecbts op de matten
die op den vlakken grond zijn gespreid. Het voorkomen van
het dorp zelf is doorgaans zindelijk, daar de grond vöör de
voornaamste woningen telkens geveegd wordt; maar het ont-
breekt niet aan verpestende dampen, daar zieh onder ieder
buis een stinkende modderpoel bevindt, gevormd door de restanten
van vochten en allerlei afval en onreinheid, die door
de openingen van den vloer heen daarin uitgegoten of geworpen
worden. In de meeste andere opziebten zijn de Maleiers tame-
lijk, in sommige zelfs keurig net, en bunne smerigbeid in dit
66ne punt, die nagenoeg algemeen is, heeft, zoo bet mij voor-
komt, hären oorsprong daarin, dat zij oorspronkelijk een zee-
varend en waterminnend volk waren, dat zijne buizen op palen
in het water bouwde, en slechts traps wij ze naar het binnenland
verhuisde, eerst längs de boorden der rivieren en stroomen,
en later naar het droge binnenland. Eene gewoonte die in
hun vroegeren toestand even gemakkelijk als zindelijk was,
en zoo lang was opgevolgd dat zij van het huiselijk leven
der natie onafscheidelijk was geworden, werd natuurlijk ook
behouden toen de eerste kolonisten hunne woningen in het
binnenland bouwden; en zonder een regelmatig stelsel van
afvoer der faecale stoffen zou, bij de wijze waarop hunne dorpen
zijn ingericht, ook slechts met veel bezwaar verandering
daarin te brengen zijn.
In al deze Sumatrasche dorpen vond ik het uiterst moeilijk
om iets te eten te krijgen. Het was niet. bet jaargetij voor
groenten, en toen het mij na veel moeite gelukt was mij eenige
jams (8) van eene merkwaardige verscheidenheid te verschaffen,
vond ik ze hard en bij na oneetbaar. Kippen waren uiterst
schaarsch, en de vruchten bepaalden zieh tot eene der minste
soorten van pisangs. De inboorlingen leven (althans gedurende
het natte jaargetijde) uitsluitend van rijst, gelijk de geringe
man in Ierland alleen van aardappelen leeft. Een pot rijst,
zeer droog gekookt, en met wat zout en roode peper tweemaal