406 CELEBES.
op een afstand van het woud verloren oogenblikken zouden
geweest zijn, konden hier ten nutte worden aangewend. Waar
de suikerpalmen van sap dropen, verzamelden zieh de vliegen
in ontelbare menigte, en ik behoefde slechts nu en dan, wan-
neer ik eens een half uurtje beschikbaar liad, dat daarbij te
besteden, om de fraaiste en merkwaardigste verzameling van
deze groep van insecten te maken die ik ooit in mijn leven
verkregen had.
En dan, welke aangename uren bracht ik door met op en
neer te drentelen in de droge rivierloopen, vol met waterga-
ten, rotsen en omgevallen boomen, en door den prächtigsten
plantengroei overschaduwd! Weldra was ik met ieder gat,
iedere rots, iederen hoomstronk bekend, en naderde ik elk
hunner met steelschen stap en ingehouden adern, om te zien
welke schatten zij zouden opleveren. Nu eens vond ik een
kleine schaar van de zeldzame Tachyris Zarinda, een vlinder
van de familie der Pierieden (4) ; bij mijne nadering opvlie-
gende, spreidden zij het levendig oranje en vermiljoen-rood
harer vleugels ten toon, dat aardig afstak bij de daartusschen
fladderende fraaie Papilio’s met blauwen band. Eiders waar
bladerrijke takken over de gleuf hingen, kon ik bijna zeker
zijn een groote Ornithoptera in rust en als gemakkelijke prooi
te vinden. Op sommige halfvergane stammen ontbraken nooit
exemplaren van de aardige kleine cicindela Therates flavilabris.
In de dichtere boschjes vond ik op de bladeren de kleine
metaalglanzig blauwe kapellen van het geslacht Amblypodia (5) ,
naast onderscheidene zeldzame en fraaie bladkevers van de
familien der Hispidae en Chrysomelidae.
Het bleek mij dat de rottende broodboomvruchten zeer aan-
trekkelijk waren voor sommige torren, waarom ik er nu en dan
eenige gedeeltelijk openspleet, die ik in het bosch nabij mijn huis
nederlegde om te rotten. Een enkele morgen leverde mij door
dit middel soms een twintigtal soorten, waaronder Staphylini-
MAROS EN OMSTREKEN. 407
dae, Nitidulidae, Ontbophagi en kleine Carabidae het overvloe-
digst waren. Nu endan brachten de saguweermakers mij een gou-
den tor van een fraaie soort (Stornoplus Schaumii), betrapt teiwijl
zij bezig was met het zoete sap op te zuigen. Bijna de eenige nieuwe
vogels die mij een tijd lang voorkwamen, waren een fraaie
grondlijster, Pitta Celebensis, en een zeer schoone duif met
violetkleurige kruin, Ptilonopus Celebensis, beide sterk over-
eenkomende met vogels die ik kort te voren op de Aroe-
eilanden had gevangen, maar toch niet van dezelfde soort.
Tegen het einde van September viel een zware regenvlaag,
die ons de eerste aanmaning gaf dat weldra de natte moeson
zou aanvangen, zeer tot voordeel van het verschroeide land. Ik
besloot daarom een bezoek te brengen aan den waterval der
rivier van „Maros, gelegen op. het punt waar zij het gebergte
verlaat, — eene piek die dikwijls door reizigers bezocht en
voor zeer schoon gehouden wordt. De heer Mesman leende mij
een paard en ik kreeg een gids uit het naburige dorp; en een
mijner bedienden met mij nemende, aanvaardde ik des morgens
te zes ure den tocht. Na een rit van een paar uien
door vlakke rijstvelden, längs den voet der bergen die aan
onze linkerzijde met schier loodrechte hellingen oprezen, be-
reikten wij de rivier omstreeks halverwege tusschen Maros en
den waterval, en hadden vandaar een goeden rijweg tot aan
onze bestemming, die wij in nog een uur bereikten. Onder
het voortrijden zagen wij ons meer en meer door de heuvelen
ingesloten, en toen wij een vervallen gebouwtje bereikten dat
ten nutte der bezöekers was opgericht, bevonden wij ons in
een vallei met platten bodem, omstreeks een kwart paal breed,
ingesloten door steile en vaak overhangende kalkrotsen. Tot
hiertoe had onze, weg längs bouwlanden geloopen, maar nu
slingerde hij zieh längs kreupelboschjes en verspreide groote
boomen.
Zoodra mijne geringe bagage aangekomen en in het reeds