de handen moesten bedienen. De grond was met struikgewas
en een dicht mostapijt bedekt, dat op een grondslag van rottende
bladeren rustte, en waar wij tot aan de knie inzakten,
tot wij stuitten op de ruwe en kantige rots. Zoo hadden wij
een groot uur te klimmen eer wij den kleinen rand even be-
neden de kruin bereikten, waar eene overhangende rots eene
geschikte schuilplaats oplevert, en het druppelende water in
een kleine kom wordt opgevangen. Hier legden wij onze lasten
af en weinige oogenblikken later stonden wij op den top van
den berg Ophir, 4000 voet boven de zee. Die top bestaat uit
een klein rotsig plat met rhododendrons en andere heesters bedekt.
Het was een beldere namiddag en het gezicbt dat men
van de kruin geniet, heuvelreeksen en valleienbedekt met
onafzienbare bosschen en doorkronkeld van glinsterende rivie-
ren, was fraai in zijne soort. Maar in een vergezicht is een
boschland zeer eentoonig, en nooit zag ik in een tropisch
gewest een panorama gelijk aan dat op den Snowdon, om
van de oneindig schoonere gezichten in Zwitserland niet te
spreken. Terwijl wij onze koffie kookten deed ik waarnemin-
gen, zoowel met een goeden kookpunt-thermometer als met den
sympiesometer, en daarna genoten wij te gelijk ons avond-
maal en het prächtig gezicht dat zieh voor ons uitbreidde. Het
weder was kalm en zeer zacht, en nadat wij een bed van
rijsjes en takken gemaakt hadden, waarover wij eene deken
uitspreidden, brachten wij een verkwikkenden nacht door. Onze
dragers waren ons gevolgd na een weinig te hebben uitgerust,
alleen eenige rijst met zieh voerende om die te koken; geluk-
kig hadden wij de bagage niet noodig die zij hadden achter-
gelaten. Des morgens ving ik eenige kapellen en torren, en
mijn vriend vond eenige landschelpen. Daarna daalden wij
weder af, eenige exemplaren van de varens en bekerplanten
van Padang-batoe met ons voerende.
Daar de plaats aan den voet van den berg, waar wij vroeger
ons leger hadden opgeslagen, zeer somber was, kozen wij eene
andere in eene drassige piek nabij een riviertje die dicht met
gemberplanten begroeid was, waarin spoedig de noodige op-
ruiming was gemaakt. Hier bouwden onze bedienden twee kleine
hutten zonder zij war den, juist voldoende om ons voor den
regen te beschütten, en hier vertoefden wij eene week, vogels
schietende, insecten jagende en zwervende in de bosschen die
zieh aan den voet van den berg uitstrekken. Hier bevonden
wij ons in het land van den grooten Argus-fazant en telkens
vernamen wij zijn kreet. Toen ik den ouden Maleier vroeg te
beproeven of hij er een voor mij kon schieten, zeide hij mij
dat, ofschoon hij twintig jaren lang vogels in deze bosschen
geschoten had, hij er nog nooit een had kunnen krijgen, en
er nooit een gezien had dan nadat hij was gevangen. De vogel
is zoo buitengewoon schuw en voorzichtig, en loopt in de dichtste
bosschen zoo snel over den grond, dat het schier onmogelijk
is hem nabij te komen; en zijne stemmige kleuren en fraaie
oogvormige vlekken, die zieh zoo sierlijk voordoen wanneer
men ze in een museum ziet, moeten wel harmonieeren met
de doode bladeren, onder welke hij zieh ophoudt, en hem zeer
weinig in het oog doen vallen. Al de exemplaren die te Malakka
verkocht worden, zijn gevangen in strikken, en mijn
berichtgever, ofschoon hij er nooit een geschoten had, had er
menigeen gestrikt.
De tijger en rhinoceros komen nog voor in deze streken en
eenige weinige jaren geleden waren er ook de olifanten over-
vloedig, maar sedert kort zijn deze laatsten geheel verdwenen. Wij
vonden eenige hoopen mest, die ons toeschenen van olifanten
afkomstig te zijn, en eenige sporen van den rhinoceros, maar
wij zagen geen van deze dieren. Töen onze rijst op en onze
doozen vol waren, keerden wij terug naar Ajer-panas en
eenige dagen later naar Malakka, vanwaar wij verder reisden
naar Singapore. De berg Ophir heeft een siechten naam wegens