
1 7 8 II. KL. TVVAALFDE FAMIUE. CHYMOPLANIAE.
V o o r z e g g i n g .
Esthiomenus is eene der hardnekkigste uroplanische
nederzetlingen in de huid, en somwijlen zijn reeds
lang alle stoornissen in het pisstelsel verholpen, zonder
dat daarom de verdere voortgang der verstoring ophoudt.
Het gevaar is echter meer in de gelijktijdige
aandoening van andere Organen en in de Dyscrasie, dan
in de aandoening der huid zelve gelegen.
B e h a n d e l i n g .
üroplania, als zoodanig, wordt even als de andere,
bij grijsaards voorkomende, ziektevormen behandeld.
Hierbij is echter eene zorgvuldige plaatselijke geneeswijze
noodzakelijk. BIj beide soorten nioet in den
aanvang de prikkeling door bloedzuigers, door verweekende
baden en yerdooYende stovingen of pappen uit
Herb, cicut., belladonn. en dgl. worden -verminderd.
De vorming van korsten zoekt men door de aanwending
van vochtige wärmte voor te komen en weekt de
reeds ontstane door Cataplasraata af. Eerst wanneer op
deze wijze roodheid , pijn en zwelling geringer zijn geworden
, verbindt men langzamerhand de zacht bijtende
middelen met de verdoovende en maakt omslagen van Inf.
hb. belladonn. met Liq. kali subcarb. of caustic., met
eene zwakke oplossing van den heischen steen of van het
zwavelzuur koper. Ontstaat er echter eene hevige terugwerking,
zoomoet men dadelijk weder met deze middelen
ophouden en op nieuw de Äntiphlogistica en Sedativa
aanwenden. Loodverbindingen kannen met de
plaatselijke prikkeling doorgaans beter verdragen, en alzoo,
dewijl er wel geene vrees voor stofverplaatsing bestaat,
beproefd worden; in de door mij waargenomene gevallen
echter bleven zij zonder eenig gevolg. Ontstaat er,
na de aanwending der genoemde geneesmiddelen, geene
wijziging in het uiterlijke en in de afscheiding der zwer
e n , wordt haar verdere voortgang niet beperkt, zoo
is, voornamelijk bij de tweede soort, het eigenlijke bijt-
VII, GESLACHT. ÜRELCOSIS. m
middel aangewezen. Ik heb in een mijner gevallen, met
goed gevolg, van den Lapis causticas gebruik gemaakt,
doch men kan zieh ook van den Lapis infern., van Eitras
hydrargyr., Chlor, antimon. en dgl., bedienen. De
gevormde korst werd door Cataplasraata zoo veel raogelijk
vroegtijdig losgeweekt en de onderliggende vlakte
pvereenkomstig hären graad van terugwerking behandeld
en alzoo eene goedaardige vorming van vleeschheuveltjes
daargesteld. Is echter de afgescheidene vloeistof
nog steeds ichoreus , zuur , heeft zij nog eenen pisaardigen
reuk , breidt de verzwering zieh weder meer uit,
zoo moet de aanwending van het bijtmiddel worden herhaald,
waartoe men doorgaans meermalen genoodzaakt
i s , voor men onder de korst eene etterende oppervlakte
aantreft en alzoo zijn doel bereikt heeft.
FIJ. Geslacht. Urelcosis.
De piszweer.
S y n o n y m e n . Ulcera urinosa var. — Ulcera urodialytica
Schönl. — Die Harngeschwüre. — Gedeeltelijk
de Ulcera phagadaenica der heelkundigen.
A f b e e l d i n g e n . Tab. X. 11.
K e n m e r k e n.
Door Üroplania te Weeg gebragte of onderhouden wordende
scheidingen van den zamenhang, zweren met
vlakke, donkere randen, sponsachtigen, donkerrood
gekleurden grond, uit welke eene pisaardige stof wordt
afgescheiden en die zieh spoedig uitbreiden en eene hevige
pijn A'eroorzaken.
V e r s c h ij n s e 1 e n.
Deze piszweren komen aan de verschillendste ligchaamsdeelen
voor, doch voornamelijk gaarne aan de
12*
t \
ßV I|
i l
m m