
K '
N
II. KL. XWAALFDE FAMILIE. CHYMOPLAMAK.
herstelHng der pisafscheiding, gunstig; alleen Haesbart
geeft op, dat alle middelen vrucliteloos zoiiden geweest
zijn. In het door Arnold medegedeelde geval ging de
plaatsvervangende uitscheiding van liet eene orgaan naar
liet andere over , alvorens er genezing volgde. De tweede
soort duurt gewroonlijk lang, zonder nogtans op zieh
zelve gevaar te weeg te brengen.
B e h a n d e l i n g .
Behalve de herstelling der normale pisafscheiding en
opwekking der darmen door zachte afvoerende middelen
, zal blj het piszweet wel geene geneeswijze aan te raden
zijn, dewijl het geval van Arnold met geene onwaarschijnlijkheid
doet verondersteilen, dat de aandoening
zieh zoade kunnen verplaatsen.
I I I . Geslacht. Cnesmus.
De Huidjeukte.
E t y m o l o g i e . Kvijo^og, het jeuken der huid.
S y n o n y m e n . Die Hautschabe.
K e n m e r k e n .
De pisafscheiding is meer of minder verstoord. Onder
een hevig jeuken en branden, hetwelk voornamelijk in
de bedwarmte toeneemt, komen er bobbelvormige, vuilroode
verhevenheden en op deze kleine knopjes en
blaasjes te voorschijn. De uitwaseming der zieken heeit
eenen eigenaardigen, pisachtigen reuk en in eenen hoogeren
graad vormen zieh gaarne insecten, luizen of mijten,
in of op de huid. Uroplanische verschijnselen in
andere organen vergezellen de aandoening menigmaal.
V e r d e e 1 i n g.
Ik geloof, behalve den gewonen Cnesmus (de Prurigo
III. GESLACHT. CNESMUS.
senilis volgensWillan) ook de Phthiriasis of Acariasis der
Schrijvers onder dit geslacht te moeten stellen, en derhalve
bevat het iwee soorten.
1. Soort. Cnesmus vulgaris.
De gewone huidjeukte.
S y n o n y m e n. Svoiio^ Hippocrat. — Xj/^o/iös Galen.
_ Prurigo senilis Willan. — Epinyctis Schönl. —
Die'gewöhnliche llautschabe. — Alibert beschrijft dezen
ziektevorm onder de benaming van Prurigo pediculaire,
doch voegt daarbij eene ziektegeschiedenis, die meer bij
mijne tweede soort voegt.
A f b e e l d i n g e n . Tab. IX. 1.
V e r s c h i j n s e l e n .
Onder de algemeene verschijnselen van Uroplama,
spaarzame, troebele pisloozing, vertraagden stoelgang,
zuren smaak, scheurende pijnen in de onderste ledematen
en dgl., somwijlen echter ook zonder dat deze verschijnselen
zieh in het begin in eenen Sterken graad
vertoonen , worden de zieken des nachts door eene ondragelijke
jeuking der huid gekweld. Er ontstaan aanvankelijk
slechts enkele, weldra echter in grooter aantal,
door de bedwarmte, voornamelijk aan den rüg, de billen
en aan de dijen, vuilroode, somwijlen zelfs bruinachtige
bobbels, die weinig verheven, onregelmatig gevormd,
van verschillende grootte, meestal als linzen
of kleine boonen zijn en die afgezonderd staan. Onder
den vingerdruk worden zij vuilachtig geel, doch weldra
herstelt zieh hunne roode kleur weder. Hunne oppervlakte
is op het gevoel niet volkomen glad, maar op de
spits van elken bobbel bevindt zieh een klein, lichter dan