
578 TWEEDE KLASSE. DERMAPOSTASES.
gelang der weefsels, in welke de besmetting plaats lieeft?
gewoonlijk echter geschiedí dit in de slijmvliezen, en zij
kan dan aldaar, zooals het schijnt, naar de hevigheid der
smetstof en de vatbaarheid dergenen, op welke zij baren
invloed uitoefent, eene dubbelde werking hebben.
Zij verwekt of vermeerderde, eigenaardig veranderde afscbeidingen,
zonder hunnen zamenbang te scheiden,
Blennorrhoea syphilitica, d r n i p e r , of zij prikkelt eene
bepaalde plaats derzelve zoodanig, dat er exanthematische
vormingen (Crystallinae) en zweren, chankers,
ontstaan. In het eerste geval wordt de natuur doorgaans
meester der ingebragte smetstof en stoot haaruit, zonder
dat zij zieh tot eene Dyscrasie ontwikkelt; in het tweede
daarentegen heeft, wanneer de kunst niet in het midden
treedt, meestal die eigenaardige verandering in de vochten
plaats, welke wij als den grondslag der syphilitische
Dyscrasie moeten vaststellen, uit welke die zamenstelling
van verschijnselen ontstaat, welke wij secundaire,
v o l k o m e n ontwikkelde, warevenusziekte noemen.
Slechts zelden heeft de besmetting door de uitwendige
huid plaats ; alsdan vorraen zieh echter dezelfde
plaatselijke toevallen, als in het tweede der genoemde
gevallen (uitslag en zweren), en hebben dezelfde gevolgen.
3. Even als bij andere Dyscrasiae, zoo geeft zieh ook
Lij de Syphilis de verandering in de vochten somwijlen
te kennen door een eigenaardig voorkomen, alvorens nog
de zoogenaamde secundaire toevallen ontstaan; de kleur
Tan het aangezigt wordt bleek, aardkleurig, vuilachtig;
de zieken gevoelen zieh afgemat en moedeloos, en de uitwaseming
heeft nu en dan eenen walgelijken, zoetachtigen
reuk. Deze uitwendig zigtbare veranderingen enz.
vertoonen zieh veelvuldiger, wanneer de secundaire Lues
reeds gedurende eenen längeren tijd bestaan heeft, meer
verouderd is, en dikwijls zijn zij, bij de Syphilis van onze
dagen, zelfs in deze gevallen, niet merkbaar.
NEGENTIENDE FAMILIE. SyPHILIDES. 579
4. Ook bij de venusziekte wordt, wanneer zij eenmaal
tot Dyscrasie geworden is, uithetbloed, in de onderscheidene
organen en weefsels , eene eigenaardige ziektestof
uitgescheiden en nedergezet, welke in dezelve eigenaardige
veranderingen, de verschijnselen der secundair'e
Lues, te weeg brengt en bare bijzondere gesteldheid,
deels door physische kenteekenen, voornamehjk door den
reuk, deels daardoor te kennen geeft, dat zij de venerische
smetstof in zieh bevat.
5. Deze uitscheiding in verschillende organen (het
aangedaan worden door secundaire, dyscrasische verschijnselen)
heeft nu eens vroeger, dan weder later na
de besmetting en het ontstaan der primaire toevallen, gewoonlijk
in eens en nimmer in wezentlijke aanvallen plaats.
Nu eens wendt zij zieh slechts naar een orgaan, doch
menigvuldiger tevens of van lieverlede naar meerdere;
eene afwisseling tusschen de aandoeningen van verschillende
organen daarentegen, zooals dit b. v. bij de Thymioses
wordt waargenomen, komt hier niet voor.
6. De venerische Dyscrasie vei'oorzaakt vooral menigmaal
veranderingen in de slijmvliezen, de uitwendige
huid, de klieren en de beenderen; zeldzamer worden de
kraakbeenderen, het cel- en hoornweefsel aangedaan, en
in andere weefsels verspreidt de venusziekte zieh slechts
door hare verdere uitbreiding, volgens den zamenhang
der deelen.
7. Prikkeling en Hyperaemie van eene meer aderlijke
natuur, metblaauwachtige, koperroode kleur, vermeerderde
en in hoedanigheid veranderde afscheiding en eene
groote neiging, in den aanvang, tot woekei-ende nieuwe
voi'mingen, later tot kwaadaardige verzwering, zijn, over
het algemeen de verschijnselen, welke de syphilitische
•nederzetting in deze verschillende organen te voorschijn
roept; zij worden voor het overige verschillend
gewijzigd, naar het verschil der weefsels en vele andere
punten.
K