
s
338 II. KL. VIJFTIENDE FAMILIE. SCROPHULOSES.
aan de kliei'ziekte der menschen , maar legt toch zoO veel
overeenkomst aan den dag, dat eene zekere verwantschap
niet kan gelocbend worden. Even als bij de klierziekte,
zoo lijdt ook bij deze Djscrasie der dieren voornamelijk
het watervaatstelsel en wordt er eene eigenaardige,
vvitachtig gele ziektestof gevormd en nedergezet,
die eene groote neiging heeit om zieh op te lossen; even
als bij de klierziekte, zijn het voornamelijk de klieren,
slijmvliezen, het onder de huid gelegene celweefsel en
de parenchymalease Organen, in welke deze nederzetting
en uitscheiding plaats heeft; en de kwade droes verhoudt
zieh tot de wormziekte op eene soortgelijke wijze,
als Ozoena scrophulosa tot de scrophuleuse aandoening
van de klieren en het celweefsel. Voorzeker bestaan er
bij deze gelijkvormigheden ook velerlei verscheidenheden.
De Dyscrasie der dieren is kwaadaardiger en besmettelijker
dan de klierziekte, ontstaat niet als ziekte
van het ontwikkelingstijdperk, geneest nimmer en vertoont,
voornamelijk in hare meer acuut verloopende en
sterker ontwikkelde vormen, talrijke verschijnselen , die
der klierziekte geheel en al vreemd zijn; nogtans komt
zij deze Dyscrasie meer nabij , dan alle andere, die bij
menschen voorkomen.
Hieraan beantwoordende, verhouden zieh nu ook de
toevallen , welke, door de besmetting der Dyscrasia farciminosa,
bij den mensch worden te weeg gebragt,
op welken dezelve zoowel door paarden, welke aan den
kwaden droes, als die, welke aan de wormziekte lijden
kan worden overgebragt. De verschijnselen en voornamelijk
de veranderingen der huid van de aldus ontstane
eigenaardige ziekte, hebben , vooral in ligtere gevallen.
eene groote overeenkomst met klierziekige aandoeningen;
zij onderscheiden zieh echter merkbaar van
dezelve door hun spoediger en kwaadaardiger beloop,
door hunne groolere neiging tot vex'Storing en door de
veel levendigere deelneming van het vaat- en zenuwstel-
X, GESLACHT. MALIASMÜS. 339
sei ; ja in de sterker ontwikkelde ea meer gewigtige gevallen
(welke volgens de tot nu toe gemaakte waarnemingen
het grootste aantal uitmaken) schijnt het, als of de
van de dieren afstammende besmettingstof een verder—
felijk, miasmatisch grondbeginsel, iets gelijkaardigs aan
de miltversterving, met zieh gevoerd had, hetwelk zijne
wei-king plaatsehjk door vei'sterving en, in het geheele
Organismus, door eene torpide en putride koorts te kennen
geeft, en aldus de kwade droes en de wormziekte
der menschen in vele opzigten nader tot den anthrax malignus
brengt.
Ik beschouw alzoo de ziekte als een aanhangsel, niet
als een onderdeel van de Familie der Scrophuloses.
Daar ik nimmer gelegenheid had, de ziekte zelf waar
te nemen, zoo volg ik in hare beschrijving hoofdzakelijk
de verhandeling van Rayer in het deel der Mém. de
l'Acad. r. de médecine; alleen daarin ben ik het niet
met hem eens, dat men ook bij menschen 2 vei-schillende
vormen, kwaden droes en wormziekte, zoude moeten
aannemen, dewijl het geenen invloed op de verschijnselen
heeft, of de smetstof afkomstig is van een dier, het -
welk aan den kwaden droes of aan de wormziekte lijdt
en daar bij al de 61 zieken, welker geschiedenis Rayer
mededeelt, de aandoening in het celweefsel, de klieren,
de huid enz. (als wormziekte) begon, en het lijden der
slijmvliezen (als kwade droes), waar dit voorkwam , er
zieh eerst in lateren tijd bijvoegde, zieh slechts als eene
sterkere ontwikkeling der ziekte vertoonde.
Ik beschrijf bij gevolg den kwaden droes en de wormziekte
van den mensch in één Geslacht.