
522 TWEEDE KLASSE. DERMAPOSTASES.
ging tot stofverplaatsingen aan den dag leggen, die bij
Syphilis niet bestaat. De venusziekte geneest, zieh
eenmaal tot Dyscrasie ontwikkeld hebbende, nimmer van
zelve , terwijl deze uitgang bij de opgenoemde gebreken
niet ongewoon is, en bet kwikzilver, het hoofdmiddel in
de Lues, doet bij haar slechts een oogenschijnlijk nut.
Hij, die eenmaal venerisch geweest is, wordt ligter besmet
dan anderen; daarentegenzoudende Pians, het Scarlievo,
de Aleppobuil den mensch slechts eenmaal aandoen, en,
Stenden deze zoogenaamde Syphiloides met de venusziekte
gelijk, ZOO zouden zij niet endemisch zijn, zieh, in
hare uitbreiding, niet laten beperken, evenmin als zulks
bij de wäre venerische ziektevormen het geval is. Dat zij
echter geene wijzigingen der Lues door plaatselijke verboudingen
zijn, blijkt daaruit, dat ook de Syphilis zieh
in alle streken vertoont, waar zij voorkomen, met dezelfde
verschijnselen verloopt en nimmer in Yavfs, Radesyge
enz. overgaat.
Ik houd alzoo de opgenoemde aandoeningen voor onderdeelen
van een ziekteproces, en vereenig dezelve tot
6ene nosologische Familie, die ik T h y m i o s e s (van üdfiog,
het vleeschgezwel) noem, omdat zieh, bij demeestederzelve,
en voornamelijk bij de oudste en zuiverste van hare
ziektevormen, de Guineapokken, vleeschachtige, weeke
uitwassen, zoogenaamde Beziensponsen, vormen. Ik
zal deze Familie, hoewei ik geene der tot haar behoorende
ziekten gezien heb, zoo goed mogelijk, trachten
te beschrijven.
Kenmer ken.
1. De massa van vochten is, even als bij andere Dyscrasiae,
de bron van het ziekteproces, en de eigenlijke
verschijning der Thymioses wordt gewoonlijk voorafgegaan
door velerlei verschijnselen, veranderingen in het
uitzigt en in het gestel der zieken, pijnen in de ledematen,
catarrhale toevallen en dgl.
2, De Yorming eener eigenaardige ziektestof geeft
ACHTTIENDE FAMILIE. THVMIOSES. 523
zieh op dezelfde wijze te kennen, als bij andere Familien
dezer Orde en blijkt voornamelijk uit de besmettelijkheid
der meeste ziektevormen; wij kennen echter,
aangaande de gesteldheid der dyscrasische stof en hare
verhouding tot andere zelfstandigheden, nog niets
naauwkeurig.
3. De uitscheiding en nederzetting dezer ziekelijke
stof in verschillende Organen, heeft gewoonlijk in eens
plaats, niet met vernieuwde aanvallen , en het vaatstelsel
neemt maar zelden en dan nog slechts een gering aandeel,
de watervaten en klieren vertoonen zieh niet veranderd
en het zenuwstelsel wordt niet aangedaan.
4. De weefsels, die hoofdzakelijk worden aangedaan,
zijn de lederhuid, de slijmvliezen en, in gewigtige gevallen,
de beenderen; andere Organen lijden slechts zelden,
en alsdan secundair en door verdere uitbreiding.
5. Zelden geeft de ziekte zieh in de drie opgenoemde
weefsels te gelijk te kennen. Nu eens lijden de slijmvliezen,
dan weder de uitwendige bekleedselen het eerst en
nieest; er heeft eene verwisseling tusschen beide derwijze
plaats, dat eene rijkelijke nederzetting in het eene, gewoonlijk
met geringe stoornissen in het andere verbünden
is, en de beenderen worden meestal eerst later, wanneer
de Dyscrasie haar hoogste toppunt bereikt heeft, of wanneer
voortdui-ende schadelijkheden, verkeerde behandeling
en dgl. de ontwikkeling in de het eerst aangetaste
werktuigen stören, aangedaan.
6. De stoornissen in de verrigtingen en de ontleedkundige
veranderingen, welke door de Thymioses worden
te weeg gebragt, verschillen naar de onderscheidene ziektevormen
en naar de aangedane Organen; doch dragen ,
Over het algemeen , primair het karakter van prikkeling,
en kenmerken zieh later door eene bepaalde neiging tot
uitgroeijing en verzwering.
7. In de uitwendige huid, die nu eens het eerst, dan
weder na de slijmvUezeu wordt aangedaan, zijn zij het
k