
{
z-r
it '
l ' 1
312 II. KL. VIJFIIEIÍDE FAMILIE. SCROPHÜLOS£S>
Eene afzonderlijke behandeling vordert, bij l a p »si
t u in i d u s , de deelneraing van het onder de huid liggend
celweefsel. Heeit zieh de zwelling niet al te ver
ultgebreid, zoo kan men haar, door eene voortgezette
uitwendige drukking beperken, en zelfs geheel doen verdwijnen.
Tot dit einde bedient men zieh aan de ledematen
van zwachtels, met welke men het deel dagelijks,
na eene inwrijving met Jodiumzalf, zoo vast als het de
zieken kannen verdragen, inwikkelt. Moeijelijk, en
dierhalve ook van minder gevolg, is de drukking in het
aangezigt, alwaar men van vast aangehaalde hechtpleisterstrooken
gebruik maakt.
Bij lupus exuberans zijn, even als bij 1. exedens,
de bijtmiddelen aangewezen; het salpeterzuur
kwikzilver en Arsenicum zijn hier echter niet zonder gevaar,
en dikwijls zijn, bij dezen meer oppervlakkigen
vorm, zachtere middelen voldoende. Ik heb eene oplossing
van het Sulph. cupri (5 i ~ 3 ij op | vj) en den
heischen steen , hulp zien aanbrengen.
Bij het ontstaan van likteekens bij de Lupuszweer moet
men, door de neusgaten met plnksel en drukspons op
te vullen, hunne vergroeijing, en, door het insnijden
der brugvoi-mige, te zamen getrokkene likteekens en
door een geschikt verband, eene te groote misvorming
trachten voor te komen. Zijn de neusgaten , mondhoeken
enz. echter werkelijk vergroeid, zoo worden zij met
het mes weder geopend. Ten einde te verhoeden, dat
de dikwijls weeke, met vochtgolving voorziene, blaauwachtige
likteekens niet weder openbreken, zijn ijzerbaden,
omslagen met loog, koude douches en dgl. aanbevolen;
vormen zieh echter tuberkels in dezelve, zoo
behandele men deze dadelijk weder als Lupus.
Andere vormen van klierziekte, die, benevens den
huidwolf, aanwezig zijn, alsmede zamenstellingen van
dezelve met andere Djscrasiae, met Dermatitis, Hydrops
enz. worden volgens hunnen aard behandeld:
V. GESLACHT. MOLLUSCOM. 313
gedurende de genezing echter moet raen door eenen
strengen, tegen de klierziekte gerigten leefregel en door
het gebruik van daartoe geschikte bronwateren, van
Kreuznach, Kissingen en dgl., instortingen trachten
voor te komen.
V. Geslacht. Molluscum.
De Knobbeluitslag.
E t y m o l o g i e . Plinius gebruikte de benaming Molluscum
voor de uitwassen van den hast des Ahornbooms,
en Bateman paste haar het eerst op de huid toe.
S y n o n y m e n . Schwammauswuchs Sprengel —
Der Knotenausschlag. — Zoo het mij toeschijnt, heeft
Bayer dit Geslacht ten onregte als gelijkvormig met zijne
Tumeurs folliculeuses beschouwd , hoewel ook vele schrijvers
niet slechts dusdanige gezwellen, maar ook Ochthiasis,
wratten, beursgezwellen enz. als Molluscum hebben
beschreven. Alibert rekent de aandoening tot zijnen
Pian fongoíde.
K e n merken.
Onder raeer of min duidelijke veranderingen in het
gestel vormen zieh, voornamelijk bij kinderen en jonge
lieden, en gewoonlijk over een groot gedeelte des ligchaams
of over de geheele huid verspreid, knobbelachtige
uitwassen, die waarschijnlijk hunnen oorsprong nemen
uit de smeerkliertjes, van verschillende gi'ootte en
gedaante, van de kleur der huid en pijnloos zijn, Zij
zijn op het gevoel tamelijk vast, veerkrachtig en nimmer
brijachtig of met vochtgolving voorzien, laten zieh, met
de huid, over de onderliggende deelen bewegen, schilferen
niet af en gaan zeer zelden in verettering over. Zij
bevatten eene eigenaardige, melk- of kaasachtige stoi,