
w
N
A
3 3 0 II. KL. VIJFTIENDE FAMIIIB. SCROPHÜLOSES.
echter niet, zoo neemt de geneeswijze der klierzîekige
zweer hier eenen aanvang.
P^III. Geslacht. Sci'ophulonychia.
De klierziekige aandoening der nagels.
S y n o n y m e n . Paronychia, onyxis scrophulosa. —
Onglade scrophuleuse Delpech. — Scrofule unguéale
Rayer Das Nagelscrophel. — De klierziekige verzwering
der nagels.
A f b e e l d i n g e n . Tab. XIII. 9.
K e n m e r k e n .
Nederzetting eener klierziekige stof in de nagels voortbrengende
deelen ; opzwelling derzelve, weldra met eene
woekerende verzwering en losstooting der nagels eindigende.
V e r s c h i j n s e l e n .
Bij klierziekige voorwerpen zweit de wortel van eenen
of van meerdere nagels der vingers of teenen, hetmenigvuldigste
van den duim of van den grooten teen, tot eene
donkerrrood gekleurde wrong op , die slechts langzaam
groeit, weinig pijn veroorzaakt, eindelijk echter in
verzw^ering overgaat en met even zulke kleine sponsachtige
verhevenlieden wordtbedekt, als zieh bij lupus
exuberans voordoen. Deze uitwassen bloeden ligtelijk
en scheiden eene geelachtige, dunne etterachtige stof af;
eene donker gekleurde, onregelmatige areola omgeeft
dezelve en langzamerhand verbreiden zij zieh, van de
wortels der nagels uitgaande, längs de randen derzelve
verder voort. De geheele vingertop zweit kolfvormig
op ; de nagel echter wordt graauw-, bruin- of zwartachtig,
laat gedeeltelijk van zijne aanhechtingspuntenlos,
VIII. GESLACHT. SCROPHULONÎCHIA. 331
verweekt, wordt krom, wanstaltig en krult zieh orn.
Eindelijk valt hij met stukken, ofin eens af, en onder
denzelven verschijnt er eene verzwerende, sponsachtige
oppervlakte, die, uitgenomen de klierziekige, elterachtige
stof, van tijd tot tijd onregelmatige hoornplaatjes
Yormt, welke, als vreemde ligchamen , de prikkeling en
verzwering onderhouden en vermeerderen. Menigmaal
zwellen , te gelijker tijd met deze voorafgaande verschijnselen,
de kootjes van den vinger op, worden week en
carieus; menigmaal is Paedorthrocace vroeger aanwezig
dan Scrophulonychia, en dikwijls ontstaat zij , nadat de
klierziekige aandoening der nagels reeds eenen längeren
of korteren tijd heeft bestaan.
E r k e n n i n g.
Het langzame beloop , de hardnekkigheid, de sponsachtige
uitwassen, de scrophuleuse afgescheidene stofen
het voorkomen bij klierziekige personen verzekeren de
erkenning.
0 o r z a k e n.
De klierziekige verstoring der nagels komt slechts
bij jonge lieden en kinderen, gewoonlijk in vereeniging
met Paedarthrocace voor. Nogtans vertoont zij
zieh somwijlen ook bij klierziekte, Lupus, Favus en
dgl., ja, bij kinderen met een klierziekig gestel, zelfs
zonder andere vormen van klierziekte, voornamelijk bij
de inwerking van schadelijkheden, die, bij gezonde
voorwerpen, eenvoudige Paronychia zouden verwekken.
B e l o o p , Duur en üitgang.
Het beloop is altijd chronisch: het lijden duurt, aan
eenen vinger, maanden en jaren lang en kan van den
eenen nagel op den anderen overgaan. Niet zelden verwijlt
hetzelve tot voorbij den huwbaren leeftijd. Door
het ontstaan van een likteeken op de zweer en door vorming
van eenen nieuwen, regelmatigen nagel kan er genezing
volgen; het gebrek kan echter ook heelen , zonder
dat er een nieuwe nagel wordt daargesteld, en alsdan