
6 2 4 II. KL. NEGENTIENDE FAMILIE. SYPHILIDES.
4. Soort. Syphilidochthus serpiginosus.
De slangvormige venerische knobbels.
S y n o n y m e n . Tubercules syphil. qui détruisent
en surface. — Corona venerea ; Cingulum Veneris var.
A f b e e l d i n g e n . Tab. XIX. 10.
V e r s c h i j n s e l e n .
Bij dezen ziektevorm, die niet zelden in het aangezigt
voorkomt en dikwijls, terwijl de vorige soort aan den
neus of de wangen huisvest, zieh op het voorhoofd (Corona
venerea), de Wangen, de kin enz. uitbreidt, doch
die ook gaarne andere deelen, het behaarde gedeelle des
hoofds, den rug, de bovenbuiksstreek (Cingulum Veneris)
en nu en dan het gansche ligchaam aandoet (Elephantiasis
syphilitica), vormen zieh het eerst, gewoonlijk
over eene vrij groote oppervlakte, in vrij groot aantal,
meer alleen staande, kleine, dikwijls de grootte van hazelnoten
hebbende tuberkels, die dat eigenaardige in
hunne plaatsing hebben, dat zij, hoewel door groote
tusschenruimten van elkander aigescheiden, nogtans
altijd klingen, gedeelten van kringen of slangsgewijze
loopende lijnen beschrijven. Zij zijn koperrood, en
door even zoo gekleurde areolae omgeven, min of meer
gevoelig voor de aanraking en zonder merkbare afschilfering.
In dezen toestand verwijlen zij dikwijls maanden
lang; vervolgens worden echter eerst enkele en van lieverlede
meerdere derzelve, benevens hunne areolae,
donkerder rood, grooter, pijnlijk en beginnen, van de
punt af, te vereiteren. Tamelijk spoedig worden de tuberkels
tot op hunne grondvlakte verstoord en in hunne
plaats donkere korsten gevormd; doch hiertoe beperkt
de verzwering zieh niet, maar kruipt, wanneer zij tot
op de ¿elijke oppervlakte der huid genaderd is, in slangvormige
windingen , na de naburige knobbels, van welke
m GESLACHÏ. srPHILIDOCHTHUS. Ö28
er hier en daar nieuwe opkomea en die sneller dan de
eerste in ontbiading overgaan. Weldra is eene aanmerkelijke
oppervlakte der huid door verzweriogen van verscheidene
lijnen breedte doorloopen, welke velerlei gedaanten,
bogen, ringen en slangen beschrijven; op
vele plaatsen met dikke korsten bezet, op andere zonder
korsten zijn; door eenen spekachtigen grond, harde
opgezwollene randen en eenen eigenaardigen reuk, hären
venerischen oorsprong verraden, en talrijke, deels
nog ruwe, deels veretierende tuberkels tusschen zicli
vertoonen. Zelden dringen deze zweren diep door, en
dikwijls vormen zij aan de eene zijde een likteeken, terwijl
zij aan de tegenovergestelde verder voortgaan; nogtans
gebeitrt het somwljleti, dat zij , voornamelijk op het
voorhoofd, tot op de beenderen doordringen en zelfs
Caries of Necrosis te weeg brengen. In zoodanige ge-
Valien, of zelfs bij eene grootere uitgebreidheid, verheft
zieh veelal uitteringskoorts. Dikwijls Valien de hären
ü i t , en de misvorming der nagels, Syphilonychia, komt
meer in vereeniging met deze, dan met andere venerische
aandoeningen der huid voor, in het bijzonder, wanneer
Äij ook de ledematen heeit aangedaan. Hare likteekens
zijn ringvormig, slangsgewijze, week en meestal oppervlakkig
; zij verhouden zieh overigens , met betrekking
tot hunne kleur, even als die der vorige soort. Niet
zelden worden zij de zitplaats van nieuwe tuberkels en
verzweringen.
E r k e n n i n g .
Wanneer niet de vergelijking met andere aandoeningen,
het voorkomen der zieken, de vergezellende toevallen
en dgl. eenig uitsluitsel geven, valt het zeer
moeijelijk, de venerische knobbels, voornamelijk de
derde soort van L u p u s , welke dezelfde deelen aandoet
en op eene soortgelijke wijze verstoort, te onder-
Scheiden. Nogtans zijn, over het algemeen, de klier-
2;!ekige knobbels kleiner en weeker dan de venerische^
40
K . M