
230 II. KL. TE£RTI£iVD£ FAMILIE. HAEMOKaUOIDfiS.
vormde overtreksel der milt zeer verdikt en haar weefsel
buitengewoon vast en hard. De maag was gezond; in
den blinden darm werden tuberkuleuse zweren aangetrolTen.
V o o r z e g g i n g .
Pygagria is wel is waar doorgaans geen gevaarlijk, doch
een zeer lastig, en voornamelijk bij eenen längeren duur,
moeijelijk te genezen gebrek. De tweede soort is erger
dan de eerste.
B e h a n d e l i n g .
Benevens de algemeene bebandeling bij Haemorrboides
door eene gepaste dieet en thei-apeuliscbe middelen,
zacbte Purgantia, bloedzuigers aan den aars en dgl. bewijzen,
bxj beide soorten, in den aanvang slijmachtige,
verweekende, verdoovende baden en wasscliingen goede
diensten. Ontvelde plaatsen bestrooije nien met Sem.
lycopod. en Magnes. alb., of bestrijke dezelve met Ol.
amygd, dulc., met Cacaoboter en dgl. Is de aandoening
echter reeds verouderd, zoo gebruike men prikkelende
geneesmiddelen, loog- en zwavelbaden, wasschingen
met eene oplossing van potasch enz. Opdroogende
zalven echter zijn niet aanprijzenswaardig.
I I . Geslacht. Dermathaemorrhois. *
Het Aanbeijenbloedzweet.
S y n o n y m e n . Haemorrhois cutanea. — Sudor
sanguineus s. Haematidrosis ex haemorrhoidibus suppressis.
— Die Haemorrhoidalmetastase nach der Haut,
der Haemorrhoidalblutschweiss.
K e n m e r k e n .
De normale uitscheiding der aanbeijen is onderdrukt,
III. (lESLACHT. HAEMORRHOIDELCOSIS. 231
eu in de plaats hiervan volgi er, over eene kleinere of
grootere uitgebreidheid der huid, eene bloedige afscheiding.
Het eenige mij bekende geval van deze soort verhaalt
Lenhossék (Physiol, vol. III. p . 352 ). Een zeer vermagerd
man, van een zwartgallig temperament, ontlastte eene
rijkelijke hoeveelheid bloederig zweet aan de armen en
op de borst, hetwelk eerst, na eene bloeding uit den
endeldarm, verdween.
B e h a n d e l i n g .
De herstelling der normale endeldarmbloeding maakt
de geheele genezing uit.
I I I . Geslacht. Haemorrhoidelcosis.
De Aanbeljenzweer.
S y n o n y m e n . Ulcera haemorrhoidalia.
A f b e e l d i n g e n . Tab XI. 5.
K e n m e r k e n .
Door het ziekteproces der aanbeijen veroorzaakte of
onderhouden wordende zweren met eenen donkeren
grond, dünne, vuilachtige randen, terwijl de omgevende
deelen aderspattig zijn opgezet, en er eene, aan
vleeschnat gelijke, stof wordt afgescheiden, welke van
tijd tot tijd — in de tijdperken der aanbeijen — bloederig
wordt.
V e r s c h i j n s e l e n .
Gewoonlijk bij personen, bij welke de normale aanbeijen
zijn onderdrukt geworden, en nu eens in vereeniging
met andere soorten van Haemorrhoides, dan
weder zonder deze, vormen zieh, voornamelijk aan
de dijen, nu en dan echter ook aan de billen, de