
>
>
mh
6 4 4 11. KL. NEGEMIENDE FAMILIE. SYPHILIDES.
weck, met eene dünne opperhuid bedekt is ea meer met
de slijmvliezen overeeiikomt, Indien nanielijk de smetstof
op zoodanige plaatsen wordt ingevoerd. is de bedekkende
opperhuid sterk genoeg, om eene puist te kunnea
daarstelien, zoo doet zieh de aaudoening eerst onder de
gedaante van Syphilojonthiis voor, zooals dit reeds op
bladz. 6i9. II.D. gezegd werd, en de Syphilelcosis ontstaat
eerst onder de korst van den verdroogden uitslag; ontbreekt
daarentegen de opperhuid, of is zij, zooals bij
kinderen, op plaatsen der huid , welke zeer sterk afseheiden,
te week, om eene puist te vormen, zoo ontstaat er
onmiddellijk eene zweer. Er vormt zieh eene ronde
kop erroode vlek, in welker inidden weldra eene graauw—
achtige, spekachtige, verdiepte plaats zigtbaar wordt,
die zieh langzamerhand uitbreidt en tevens meer en meer
in de diepte doordringt; de haar omgevende koperroode
kleur breidt zieh daarbij naar den omtrek uit, zweit, in
den omtrek der zweer, tot harde, eekachtige, verhevene
en dikwijls naar buiten omgekrulde randen op , en de in
den aanvang slechts spaarzame afscheiding wordt rijkelijker
en levert eenen dikken, taaijen, geel- of groenachtigen
etter op, die eenen eigenaardigen reuk heeft, zuur
is, op linnen gedroogd , eene glanzende, naar half vervlogen
talk gelijkende korst vormt en drager der venerische
smetstof is. De verzwering, welke eerst naauwelijks
de grootte van linzen had, kan langzamerhand den oravang
van een dubbeltje, ja zelfs dien van een' daalder
bereiken, doch behoudt, in gewone gevallen, hare ronde
gedaante en overige kenmerken. Somwijlen komen er uit
hare randen , zeldzamer uit hare grondvlakte, venerische
uitwassen te voorschijn, en nu en dan verändert zij z ieh,
op de bladz. 630. II. D. beschrevene wijze, in sjqjhilomykes
planus. In andere gevallen geraken de randen in
ontsteking, worden hoogrood, droog, met kloven bezet,
zeer pijnlijk en door eene zeer uitgebreide, donkere roodheid
en zwelling omgeven; de afscheiding is dan ook, op
XII. GESLACHT. SYPHILELCOSIS. 64Ò
de oppervlakte der zweer minder, en de etter is dunner;
bij ongunstige gesteilen echter, bij eene ongeschikte behandeling
of onder den invloed eener bedorvene lucht,
van groote onzuiverheid enz. kunnen de zwei-engangraeneus
worden; zij verliezen alsdan hare ronde gedaante.
Ilare scherp afgesnedene harde randen, en i'igten, terwijl
zij spoedig in de diepte en vlakte doordringen , dikwijls
vreesehjke verwoestingen aan, ja kunnen zelfs, door de
invreting van aanmerkelijke vaten, of door torpide en putride
koorts, den dood aanbrengen. Zijn de primaire venei'ische
huidzweren slechts eenigzins van meer belang,
zoo zwellen veelal de nabij gelegene watervaten en klieren
op, en vroeger of later voegt zieh hier secundaire Lues
b i j , die, zooals reeds op bladz. 588. IL ü. werd aangemerkt,
zieh gewoonlijk op de huid openbaart. Geneest
daarentegen syphilelcosis primaria, zoo laat zij ronde,
diepe, op het gevoel vrij harde likteekens terug, welke
langen tijd eene donkere koperkleur en later een vuil^
achtig wit vertoonen.
2. Soort. Syphilelcosis secundaria.
De secundaire venerische huidzweer.
S y n o n y m e n . Syphilis secundaria cutis ulcerosa. —.
Ulcères consécutifs.
A f b e e l d i n g e n . Tab. XX. 9.
V e r s chi j n s e l e n .
De zweren van deze soort ontstaan vooral menigmaal
uit andere syphilides der huid, maken, zooals reeds vermeld
werd, den gewonen uitgang der venerische blazen,
puisten en tuberkels uit, komen alzoo, even als deze,
vooral in het aangezigt, aan het behaarde gedeelte des
hoofds en op den rug voor en leggen, naar gelang zij uit