
II. KL. NEGENDE FAMILIE. HAEMATOCHROSES.
wendige parenchymateuse Organen tot uitscheiding van
het ontbonden bleed gebezigd; benevens de bloedvlekken
ontstaan er nog verbloedingen.
V e r s c h ij n s e 1 e n.
Gewoonlijk nadat de zieken reeds eenen geruimen tijd
aan overeenkomstige bezwaarnissen als bij purpura simplex
geleden bebben, somwijlen ecliter ook zonder aanraerkelijke
voorafgaande verschijnselen, vormen zieh
op de huid talrijke, roode, violetkleurige, blaauwe en
zwarte bloedvlekken van verschillende grootte en gedaante.
Meestal verschijnen zij het eerst aan de ledematen,
breiden zieh echter weldra over het geheele ligchaam
uit, terwijl doorgaans slechts het aangezigt verschoond
blijft. De grootere onderhaar, gelijken meer
naar purpura diffusa, de kleinere naar purpura minima
; zij veroorzaken geene pijn en zijn bijna altijd glad
en vlak; slechts zelden verheiFen zij zieh ook hier tot
bloedblazen en gaan in ontvellingen over. De vlekken
zijn talrijker dan bij de voi'ige soort en vloeijen dikwijls
op enkele plaatsen in elkander; van dag tot dag, van
uur tot uur ontstaan er nieuwe, en somwijlen is e r , om
zoodanige Ecchymoses op eene plaats naar verkiezing
te verwekken, slechts eene Sterke drukking met den
vinger op de huid noodig. Aanvankelijk zijn alle deze
uitstortingen van bloed donkerrood , weldra echter worden
vele derzelve blaauw en zwartachtig, en reeds na
eenige dagen hellen zij naar het bruine of groenachtige
over en worden met dezelfde veranderingen van kleur
als die der eerste opgeslurpt. Van daar ziet men de
zieken meestal met vlekken van alle kleiiren overzaaid.
De huid is daarbij op het gevoel meestal koud en droog:
nogtans schijnen er ook gevallen voor tekomen, in welke
het bloed door de opperhuid dringt en het zoogenaamde
bloedige zweet wordt afgescheiden.
Doorgaans gelijktijdig met de veranderingen op de
huid, somtijds echter iets vroeger of later, vormen zieh
III. GESLACHT. PÜEPÜRA.
even zulke vlekken van verschallende groot e en gedaante
op de zigtbareslijmvliezen, aan het tandvleesch, op de
aan het gehemelte, de kaken, op den Witten oogrok
d L plaatsen worden donker bloedrood of violetkleúíig
zwellen op en bloeden bij de minste aanrakmg.
Daar, waar het epithelium iets sterker is, b. v. aan dehp-
„en vormen zieh ook soms bloedblazen. Dat er echter ook
in dé inwendige Organen eene zoodanige uitscheiding van
bloed plaats heeft, geeft zieh weldra te kennen, door de
bloedingen, die uit de verschillendste organen ontstaan.
Het menigvuldigst komt voor Epistaxis, Haematemesis,
bloeding bij den afgang en Haematune, doch men
neemt ook bloedingen uit de longen , Metrorrhagie, ja
zelfs bloedvloeijingen uit de oogen en ooren waar. ßxj
vele zieken doen zieh soortgelijke verschijnselen van,aandoeningen
der milt als bij purpura simplex diffusa voor,
en deze zijn voornamelijk geneigd tot het braken van
bloed; somwijlen is echter ook de lever opgezet en gevoelig,
en alsdan schijnt bloedige stoelgang memgvuldiger
te zijn. Het ontlaste bloed is altijd zeer dun, stolt
niet en toont in het begin eene in het oog vallende donkere
kleur; is er echter reeds eene groóte hoeveelheid
verloren gegaan, dan wordt het helderrood, en ten
laatste zelfs als vleeschnat.
Onder zoodanige verschijnselen nemen de krachten
der zieken spoedig af, de niet met vlekken bezette plaatsen
der huid en der slijmvliezen worden bleeker, het
zenuwstelsel is geprikkeld en veranderd. De long is
doorgaans reeds in het begin beslagen, de eetlust verloren,
de stoelgang belemmerd en deze verschijnselen
houden gedurende het geheele beloop der ziekte aan.
Later wordt de kleine weeke pols zeer menigvuldig, onregelmatig,
nalatend, er ontstaan hartkloppingen, onmagten
en andere verschijnselen van bloedgebrek, en
bij jeugdige voorwerpen ook wel stuipen.
In de meeste gevallen verloopt de ziekte zonder eigen-
<1
Kl
r,